Angol-Holland szótár »

stair hollandul

AngolHolland
stair [stairs] (series of steps)
noun
[UK: steə(r)]
[US: ˈster]

trapsubstantief

staircase [staircases] (stairway)
noun
[UK: ˈsteək.eɪs]
[US: ˈsterˌkes]

trapsubstantief
{m}

stairs (contiguous set of steps)
noun
[UK: steəz]
[US: ˈsterz]

trapsubstantief

stairwell [stairwells] (a shaft in a multi-story building enclosing a stairway or staircase)
noun
[UK: ˈsteə.wel]
[US: ˈsteˌr.wel]

trappenhuissubstantief
{n}

above stairs (on an upper floor)
preposition

op de verdieping hogerpreposition

downstairs (downstairs (adverb))
adverb
[UK: ˌdaʊn.ˈsteəz]
[US: ˌdɑːwn.ˈsterz]

benedenbijwoord

spiral staircase (type of staircase)
noun
[UK: ˈspaɪə.rəl ˈsteək.eɪs]
[US: ˈspaɪ.rəl ˈsterˌkes]

draaitrapsubstantief
{m}

spindeltrapsubstantief
{m}

wenteltrapsubstantief
{m}

windeltrapsubstantief
{m}

upstairs (up the stairs; on a higher floor or level)
adverb
[UK: ˌʌp.ˈsteəz]
[US: əp.ˈsterz]

bovenbijwoord