Angol-Holland szótár »

serving hollandul

AngolHolland
serving [servings] (portion of food)
noun
[UK: ˈsɜːv.ɪŋ]
[US: ˈsɝːv.ɪŋ]

portiesubstantief
{f}

serve [served, serving, serves] (to attend, supply the wants of)
verb
[UK: sɜːv]
[US: ˈsɝːv]

serverenwerkwoord

serve [served, serving, serves] (to bring food to)
verb
[UK: sɜːv]
[US: ˈsɝːv]

bedienenwerkwoord

opdienenwerkwoord

serve [served, serving, serves] (to work for)
verb
[UK: sɜːv]
[US: ˈsɝːv]

dienenwerkwoord

deserving (worthy of reward or praise)
adjective
[UK: dɪ.ˈzɜːv.ɪŋ]
[US: də.ˈzɝːv.ɪŋ]

loffelijkbijvoeglijk naamwoord

deserve [deserved, deserving, deserves] (to merit)
verb
[UK: dɪ.ˈzɜːv]
[US: də.ˈzɝːv]

verdienenwerkwoord

observe [observed, observing, observes] (to follow)
verb
[UK: əb.ˈzɜːv]
[US: əb.ˈzɝːv]

in acht nemenwerkwoord

respecterenwerkwoord

volgenwerkwoord

observe [observed, observing, observes] (to notice, to watch, see also: notice)
verb
[UK: əb.ˈzɜːv]
[US: əb.ˈzɝːv]

observerenwerkwoord

opmerkenwerkwoord

preserve [preserved, preserving, preserves] (to keep; to maintain the condition of)
verb
[UK: prɪ.ˈzɜːv]
[US: prə.ˈzɝːv]

bewarenwerkwoord

in stand houdenwerkwoord

preserve [preserved, preserving, preserves] (to protect)
verb
[UK: prɪ.ˈzɜːv]
[US: prə.ˈzɝːv]

beschermenwerkwoord

reserve [reserved, reserving, reserves] (to keep back; to retain)
verb
[UK: rɪ.ˈzɜːv]
[US: rə.ˈzɝːv]

beschermenwerkwoord

reserverenwerkwoord

reserve [reserved, reserving, reserves] (to keep in store for future or special use)
verb
[UK: rɪ.ˈzɜːv]
[US: rə.ˈzɝːv]

bewarenwerkwoord

undeserving (considered unworthy of reward)
adjective
[UK: ˌʌn.dɪ.ˈzɜːv.ɪŋ]
[US: ˌʌn.də.ˈzɝːv.ɪŋ]

onverdienstelijkbijvoeglijk naamwoord