Angol-Holland szótár »

rent hollandul

AngolHolland
belligerent (state or other armed participant in warfare)
noun
[UK: bə.ˈlɪdʒ.rənt]
[US: bə.ˈlɪ.dʒə.rənt]

belligerentsubstantief

oorlogvoerende partijsubstantief

biological parent noun

biologische oudersubstantief

brent goose (small member of the goose family)
noun

rotganssubstantief
{f}

car rental (hiring of cars for short periods)
noun
[UK: kɑː(r) ˈren.tl̩]
[US: ˈkɑːr ˈren.tl̩]

autoverhuursubstantief
{c}

coherent (sticking together)
adjective
[UK: kə.ˈhɪə.rənt]
[US: koˈhɪ.rənt]

coherentbijvoeglijk naamwoord

samenhangendbijvoeglijk naamwoord

concurrent (belonging to the same period; contemporary)
adjective
[UK: kənˈk.ʌ.rənt]
[US: kənˈk.ɜː.rənt]

hedendaagsbijvoeglijk naamwoord

concurrent (happening at the same time; simultaneous)
adjective
[UK: kənˈk.ʌ.rənt]
[US: kənˈk.ɜː.rənt]

simultaanbijvoeglijk naamwoord

tegelijkbijvoeglijk naamwoord

tegelijkertijdbijvoeglijk naamwoord

current (existing or occurring at the moment)
adjective
[UK: ˈkʌ.rənt]
[US: ˈkɜː.rənt]

actueelbijvoeglijk naamwoord

huidigbijvoeglijk naamwoord

huidigebijvoeglijk naamwoord

current (generally accepted, used, practiced, or prevalent at the moment)
adjective
[UK: ˈkʌ.rənt]
[US: ˈkɜː.rənt]

aktueelbijvoeglijk naamwoord

aktuelebijvoeglijk naamwoord

current [currents] noun
[UK: ˈkʌ.rənt]
[US: ˈkɜː.rənt]

stromingsubstantief
{f}

stroomsubstantief
{m}

current account (checking account)
noun
[UK: ˈkʌ.rənt əˈk.aʊnt]
[US: ˈkɜː.rənt əˈk.aʊnt]

betaalrekeningsubstantief
{f}

lopende rekeningsubstantief
{f}

current account (part of balance of payments)
noun
[UK: ˈkʌ.rənt əˈk.aʊnt]
[US: ˈkɜː.rənt əˈk.aʊnt]

lopende rekening van de betalingsbalanssubstantief
{f}

current events (news items)
noun
[UK: ˈkʌ.rənt ɪ.ˈvents]
[US: ˈkɜː.rənt ɪ.ˈvents]

actualiteitensubstantief

currently (at this moment)
adverb
[UK: ˈkʌ.rənt.li]
[US: ˈkɜː.rənt.li]

huidigbijwoord

momenteelbijwoord

deterrent (serving to deter)
adjective
[UK: dɪ.ˈte.rənt]
[US: də.ˈtɝː.rənt]

afschrikkendbijvoeglijk naamwoord

ontradendbijvoeglijk naamwoord

deterrent [deterrents] (something that deters)
noun
[UK: dɪ.ˈte.rənt]
[US: də.ˈtɝː.rənt]

afschriksubstantief
{m}

different (not the same)
adjective
[UK: ˈdɪ.frənt]
[US: ˈdɪ.fə.rənt]

andersbijvoeglijk naamwoord

ongelijkbijvoeglijk naamwoord

verschillendbijvoeglijk naamwoord

differential [differentials] (infinitesimal change)
noun
[UK: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃl̩]
[US: ˌdɪ.fə.ˈren.tʃl̩]

differentiaalsubstantief
{f}

differential calculus (calculus that deals with instantaneous rates of change)
noun
[UK: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃl̩ ˈkæl.kjʊ.ləs]
[US: ˌdɪ.fə.ˈren.tʃl̩ ˈkæl.kjə.ləs]

differentiaalrekeningsubstantief
{f}

differential diagnosis [differential diagnoses] (list of possible causes)
noun
[UK: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃl̩ ˌdaɪəɡ.ˈnəʊ.sɪs]
[US: ˌdɪ.fə.ˈren.tʃl̩ ˌdaɪəgˈno.ʊ.sɪs]

differentiële diagnosesubstantief
{f}

differential equation (equation involving the derivatives of a function)
noun
[UK: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃl̩ ɪ.ˈkweɪʒ.n̩]
[US: ˌdɪ.fə.ˈren.tʃl̩ ɪ.ˈkweɪʒ.n̩]

differentiaalvergelijkingsubstantief

differential gear noun

differentieelsubstantief
{m} {f}

differentiate [differentiated, differentiating, differentiates] (math: to calculate the derivative)
verb
[UK: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃɪeɪt]
[US: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃi.ˌet]

afleidenwerkwoord

differentiate [differentiated, differentiating, differentiates] (to perceive the difference)
verb
[UK: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃɪeɪt]
[US: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃi.ˌet]

differentiërenwerkwoord

discriminerenwerkwoord

onderscheidenwerkwoord

differentiate [differentiated, differentiating, differentiates] (to show or be the distinction)
verb
[UK: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃɪeɪt]
[US: ˌdɪ.fə.ˈren.ʃi.ˌet]

zich onderscheidenwerkwoord

123