Angol-Holland szótár »

re- hollandul

AngolHolland
re- (again)
adjective
[UK: riː]
[US: riː]

her-bijvoeglijk naamwoord

weder-bijvoeglijk naamwoord

weer-bijvoeglijk naamwoord

re-examination [re-examinations] noun
[UK: riː ɪɡ.ˌzæ.mɪ.ˈneɪʃ.n̩]
[US: ˈreɪ ɪg.ˌzæ.mə.ˈneɪʃ.n̩]

herexamensubstantief
{n}

heronderzoeksubstantief
{n}

re-lay (to lay again)
verb
[UK: ˈriː.ˈleɪ]
[US: ˈleɪ]

herleggenwerkwoord

re-solve (to solve again)
verb

opnieuw oplossenwerkwoord

re (regarding)
preposition
[UK: riː]
[US: ˈreɪ]

betreftpreposition

reach [reaches] (extended portion of land or water)
noun
[UK: riːtʃ]
[US: ˈriːtʃ]

pand [panden]substantief
{m}

reach [reached, reaching, reaches] (to arrive at by effort)
verb
[UK: riːtʃ]
[US: ˈriːtʃ]

bereikenwerkwoord

reachable (within easy reach)
adjective
[UK: ˈriː.tʃəb.l̩]
[US: ˈriː.tʃəb.l̩]

bereikbaarbijvoeglijk naamwoord

react [reacted, reacting, reacts] (to return an impulse or impression)
verb
[UK: rɪ.ˈækt]
[US: ri.ˈækt]

reagerenwerkwoord

reaction [reactions] (action in response to an event)
noun
[UK: rɪ.ˈæk.ʃn̩]
[US: ri.ˈæk.ʃn̩]

reactiesubstantief
{f}

reactionary (opposed to change)
adjective
[UK: rɪ.ˈæk.ʃən.ri]
[US: ri.ˈæk.ʃə.ˌne.ri]

reactionairbijvoeglijk naamwoord

reactive power (imaginary component of the power of an alternating current circuit)
noun
[UK: ri.ˈæk.tɪv ˈpaʊə(r)]
[US: ri.ˈæk.tɪv ˈpaʊər]

blindvermogensubstantief
{n}

reactor [reactors] (device which uses atomic energy to produce heat)
noun
[UK: rɪ.ˈæk.tə(r)]
[US: ri.ˈæk.tər]

reactorsubstantief

read between the lines (infer a meaning that is not stated explicitly)
verb
[UK: riːd bɪ.ˈtwiːn ðə laɪnz]
[US: riːd bɪ.ˈtwiːn ðə ˈlaɪnz]

tussen de regels door lezenwerkwoord

read-only (capable of being read but not written)
adjective
[UK: riːd ˈəʊn.li]
[US: riːd ˈoʊn.li]

alleen-lezenbijvoeglijk naamwoord

read someone the riot act (scold or berate)
verb

iemand de les lezenwerkwoord

readability [readabilities] (property of being capable of being read; legibility)
noun
[UK: ˌriːd.ə.ˈbɪl.ət.i]
[US: ˌriːd.ə.ˈbɪl.ət.i]

leesbaarheidsubstantief
{f}

readable (enjoyable to read)
adjective
[UK: ˈriːd.əb.l̩]
[US: ˈriːd.əb.l̩]

lezenswaardigbijvoeglijk naamwoord

readable (which can be read by a certain device)
adjective
[UK: ˈriːd.əb.l̩]
[US: ˈriːd.əb.l̩]

afleesbaarbijvoeglijk naamwoord

leesbaarbijvoeglijk naamwoord

reader [readers] (person who reads a publication)
noun
[UK: ˈriːd.ə(r)]
[US: ˈriːd.r̩]

lezersubstantief
{m}

lezeressubstantief
{f}

readership [readerships] (collected readers of a publication)
noun
[UK: ˈriːd.ə.ʃɪp]
[US: ˈriːd.r̩.ʃɪp]

lezerspublieksubstantief
{n}

ready [readier, readiest] (prepared for immediate action or use)
adjective
[UK: ˈre.di]
[US: ˈre.di]

gereedbijvoeglijk naamwoord

klaarbijvoeglijk naamwoord

readily (easily)
adverb
[UK: ˈre.dɪ.li]
[US: ˈre.də.li]

directbijwoord

readily (showing readiness)
adverb
[UK: ˈre.dɪ.li]
[US: ˈre.də.li]

gewilligbijwoord

vlotbijwoord

reading [readings] (event at which material is read aloud)
noun
[UK: ˈriːd.ɪŋ]
[US: ˈriːd.ɪŋ]

voorlezensubstantief
{n}

reading [readings] (process of interpreting a symbol)
noun
[UK: ˈriːd.ɪŋ]
[US: ˈriːd.ɪŋ]

uitlezingsubstantief
{f}

reading [readings] (process of interpreting written language)
noun
[UK: ˈriːd.ɪŋ]
[US: ˈriːd.ɪŋ]

lezensubstantief
{n}

Reading (the town)
proper noun
[UK: ˈriːd.ɪŋ]
[US: ˈriːd.ɪŋ]

Readingeigennam

reading [readings] (value indicated by a measuring device)
noun
[UK: ˈriːd.ɪŋ]
[US: ˈriːd.ɪŋ]

lezingsubstantief
{f}

reading glasses (spectacles to deal with the effects of presbyopia)
noun
[UK: ˈriːd.ɪŋ ˈɡlɑːs.ɪz]
[US: ˈriːd.ɪŋ ˈɡlæs.əz]

leesbrilsubstantief
{m}

reading room (space set aside for reading)
noun
[UK: ˈriːd.ɪŋ ruːm]
[US: ˈriːd.ɪŋ ˈruːm]

leeszaalsubstantief
{f}

ready-made (made in advance)
adjective
[UK: ˈre.dɪ meɪd]
[US: ˈre.dɪ meɪd]

kant en klaarbijvoeglijk naamwoord

reagent [reagents] (substance used in chemical reactions)
noun
[UK: riː.ˈeɪ.dʒənt]
[US: ri.ˈeɪ.dʒənt]

reagenssubstantief
{n}

12