Angol-Holland szótár »

rage hollandul

AngolHolland
rage [rages] (a violent anger)
noun
[UK: reɪdʒ]
[US: ˈreɪdʒ]

furiesubstantief
{f}

razernijsubstantief
{f}

toornsubstantief
{f}

woedesubstantief
{f}

rage [raged, raging, rages] (act in an angry manner)
verb
[UK: reɪdʒ]
[US: ˈreɪdʒ]

woedenwerkwoord

rage [raged, raging, rages] (move with great violence)
verb
[UK: reɪdʒ]
[US: ˈreɪdʒ]

razenwerkwoord

above average (Better than average)
preposition
[UK: ə.ˈbʌv ˈæ.və.rɪdʒ]
[US: ə.ˈbʌv ˈæ.və.rɪdʒ]

bovengemiddeldpreposition

anchorage [anchorages] (place for anchoring)
noun
[UK: ˈæŋk.ə.rɪdʒ]
[US: ˈæŋk.ə.rədʒ]

ankerplaatssubstantief
{f}

redesubstantief

ree [reeën]substantief

average [averages] (arithmetic mean)
noun
[UK: ˈæ.və.rɪdʒ]
[US: ˈæ.və.rɪdʒ]

gemiddeldesubstantief
{n}

average (constituting or relating to the average)
adjective
[UK: ˈæ.və.rɪdʒ]
[US: ˈæ.və.rɪdʒ]

gemiddeldebijvoeglijk naamwoord

barrage [barrages] (artificial obstruction, such as a dam, in a river)
noun
[UK: ˈbæ.rɑːʒ]
[US: bə.ˈrɑːʒ]

barragesubstantief
{f}

barrage [barrages] (heavy curtain of artillery fire)
noun
[UK: ˈbæ.rɑːʒ]
[US: bə.ˈrɑːʒ]

spervuursubstantief
{n}

below average adjective

benedengemiddeldbijvoeglijk naamwoord

ondergemiddeldbijvoeglijk naamwoord

beverage [beverages] (drink)
noun
[UK: ˈbe.və.rɪdʒ]
[US: ˈbe.və.rɪdʒ]

dranksubstantief
{m}

drankjesubstantief
{n}

courage (quality of a confident character)
noun
[UK: ˈkʌ.rɪdʒ]
[US: ˈkɜː.rədʒ]

dapperheidsubstantief
{f}

moedsubstantief
{m}

coverage [coverages] (amount by which something or someone is covered)
noun
[UK: ˈkʌ.və.rɪdʒ]
[US: ˈkʌ.və.rədʒ]

dekkingsubstantief
{f}

deleverage (to reduce debt in by rapidly selling assets)
verb

schuld aanzuiverenwerkwoord

discourage [discouraged, discouraging, discourages] (to dishearten)
verb
[UK: dɪs.ˈkʌr.ɪdʒ]
[US: dɪs.ˈkɝː.ɪdʒ]

ontmoedigenwerkwoord

discourage [discouraged, discouraging, discourages] (to persuade somebody not to do something)
verb
[UK: dɪs.ˈkʌr.ɪdʒ]
[US: dɪs.ˈkɝː.ɪdʒ]

afraden omwerkwoord

ontradenwerkwoord

discouragement [discouragements] (anything that discourages)
noun
[UK: dɪs.ˈkʌr.ɪdʒ.mənt]
[US: dɪs.ˈkɝː.ɪdʒ.mənt]

ontmoedigersubstantief
{m}

discouragement [discouragements] (the act of discouraging)
noun
[UK: dɪs.ˈkʌr.ɪdʒ.mənt]
[US: dɪs.ˈkɝː.ɪdʒ.mənt]

ontmoedigingsubstantief
{f}

disparage (marriage)
noun
[UK: dɪ.ˈspæ.rɪdʒ]
[US: ˌdɪ.ˈspe.rɪdʒ]

getrouwd/huwelijk onder zijn/haar standsubstantief

disparage [disparaged, disparaging, disparages] (to dishonor by a comparison)
verb
[UK: dɪ.ˈspæ.rɪdʒ]
[US: ˌdɪ.ˈspe.rɪdʒ]

onterenwerkwoord

disparage [disparaged, disparaging, disparages] (to match unequally)
verb
[UK: dɪ.ˈspæ.rɪdʒ]
[US: ˌdɪ.ˈspe.rɪdʒ]

vernederenwerkwoord

Dutch courage (courage induced by alcohol)
noun
[UK: dʌtʃ ˈkʌ.rɪdʒ]
[US: ˈdətʃ ˈkɜː.rədʒ]

dronkemansmoedsubstantief
{m}

jenevermoedsubstantief
{m}

encourage [encouraged, encouraging, encourages] (foster, give help or patronage)
verb
[UK: ɪnˈk.ʌ.rɪdʒ]
[US: enˈk.ɜː.rɪdʒ]

bevorderenwerkwoord

patronerenwerkwoord

steunenwerkwoord

encourage [encouraged, encouraging, encourages] (mentally support or motivate)
verb
[UK: ɪnˈk.ʌ.rɪdʒ]
[US: enˈk.ɜː.rɪdʒ]

aanmoedigenwerkwoord

bemoedigenwerkwoord

encouragement [encouragements] (that which serves to incite, support, promote or advance, as favor, countenance, reward etc.)
noun
[UK: ɪnˈk.ʌ.rɪdʒ.mənt]
[US: enˈk.ɜː.rɪdʒ.mənt]

bemoedigingsubstantief
{f}

encouragement [encouragements] (the act of encouraging)
noun
[UK: ɪnˈk.ʌ.rɪdʒ.mənt]
[US: enˈk.ɜː.rɪdʒ.mənt]

aanmoedigingsubstantief
{f}

entourage [entourages] (retinue of attendants, associates or followers)
noun
[UK: ˌɒn.tʊ.ˈrɑːʒ]
[US: ˌɑːn.tʊ.ˈrɑːʒ]

gevolgsubstantief
{n}

12