Angol | Holland |
---|---|
quarrel [quarrels] (basis or ground of dispute or objection, see also: complaint) noun [UK: ˈkwɒ.rəl] [US: ˈkwɔː.rəl] | betwistingsubstantief geschilpuntsubstantief |
quarrel [quarrels] (dispute or heated argument) noun [UK: ˈkwɒ.rəl] [US: ˈkwɔː.rəl] | dispuutsubstantief onenigheidsubstantief ruziesubstantief twistsubstantief |
quarrel [quarrelled, quarrelling, quarrels] (to argue strongly, contend, squabble) verb [UK: ˈkwɒ.rəl] [US: ˈkwɔː.rəl] | bekvechtenwerkwoord redetwistenwerkwoord ruzie makenwerkwoord ruzieënwerkwoord twistenwerkwoord |
quarrelsome (given to quarreling) adjective [UK: ˈkwɒ.rəl.səm] [US: ˈkwɔː.rəl.səm] | ruzieachtigbijvoeglijk naamwoord twistziekbijvoeglijk naamwoord |