Angol-Holland szótár »

qua hollandul

AngolHolland
quaint [quainter, quaintest] (fastidious)
adjective
[UK: kweɪnt]
[US: ˈkweɪnt]

veeleisendbijvoeglijk naamwoord

quaint [quainter, quaintest] (having old-fashioned charm)
adjective
[UK: kweɪnt]
[US: ˈkweɪnt]

pittoreskbijvoeglijk naamwoord

quaint [quainter, quaintest] (incongruous, inappropriate or illogical)
adjective
[UK: kweɪnt]
[US: ˈkweɪnt]

ongepastbijvoeglijk naamwoord

onlogischbijvoeglijk naamwoord

onsamenhangendbijvoeglijk naamwoord

quaint [quainter, quaintest] (interestingly strange)
adjective
[UK: kweɪnt]
[US: ˈkweɪnt]

merkwaardigbijvoeglijk naamwoord

typischbijvoeglijk naamwoord

quake [quakes] (trembling or shaking)
noun
[UK: kweɪk]
[US: ˈkweɪk]

bevingsubstantief
{f}

quake in one's boots (to be very frightened)
verb

trillen op zijn benenwerkwoord

Quaker [Quakers] (believer of the Quaker faith)
noun
[UK: ˈkweɪkə(r)]
[US: ˈkweɪkər]

quakersubstantief
{m}

qualified (meeting requirements)
adjective
[UK: ˈkwɒ.lɪ.faɪd]
[US: ˈkwɑː.lə.ˌfaɪd]

bevoegdbijvoeglijk naamwoord

deskundigbijvoeglijk naamwoord

qualitative (of descriptions or distinctions based on some quality rather than on some quantity)
adjective
[UK: ˈkwɒ.lɪ.tə.tɪv]
[US: ˈkwɑː.lə.ˌte.tɪv]

kwalitatiefbijvoeglijk naamwoord

qualitative research (techniques not relying on statistical analysis)
noun

kwalitatief onderzoeksubstantief

quality [qualities] (archaic: social position)
noun
[UK: ˈkwɒ.lɪ.ti]
[US: ˈkwɑː.lə.ti]

klassesubstantief
{f}

quality [qualities] (level of excellence)
noun
[UK: ˈkwɒ.lɪ.ti]
[US: ˈkwɑː.lə.ti]

kwaliteitsubstantief
{f}

quality [qualities] (something that differentiates)
noun
[UK: ˈkwɒ.lɪ.ti]
[US: ˈkwɑː.lə.ti]

eigenschapsubstantief
{f}

hoedanigheidsubstantief
{f}

quality (being of good worth)
adjective
[UK: ˈkwɒ.lɪ.ti]
[US: ˈkwɑː.lə.ti]

kwaliteits-bijvoeglijk naamwoord

quality control (control by inspection or testing)
noun
[UK: ˈkwɒ.lɪ.ti kən.ˈtrəʊl]
[US: ˈkwɑː.lə.ti kənˈtroʊl]

kwaliteitscontrolesubstantief
{m}

qualm [qualms] (prick of the conscience, moral scrupule)
noun
[UK: kwɑːm]
[US: kwɑːm]

gewetensaanvalsubstantief

gewetensbezwaarsubstantief
{n}

scrupulesubstantief
{m}

wroegingsubstantief
{m}

qualm [qualms] (sickly feeling of being ill at ease; sudden queasiness)
noun
[UK: kwɑːm]
[US: kwɑːm]

braakkneigingsubstantief

misselijkheidsubstantief

onpasselijkheidsubstantief

qualm [qualms] (sudden feeling of apprehension, doubt, fear etc.)
noun
[UK: kwɑːm]
[US: kwɑːm]

angstgevoelsubstantief
{n}

bedenkingsubstantief
{n}

onbehagensubstantief
{n}

onzekerheidsubstantief
{n}

twijfelsubstantief
{n}

quandary [quandaries] (a dilemma)
noun
[UK: ˈkwɒn.də.ri]
[US: ˈkwɑːn.də.ri]

dilemmasubstantief

quandary [quandaries] (a state of not knowing what to decide)
noun
[UK: ˈkwɒn.də.ri]
[US: ˈkwɑːn.də.ri]

besluiteloosheidsubstantief

onzekerheidsubstantief

quantum [quanta] (quantity)
noun
[UK: ˈkwɒn.təm]
[US: ˈkwɑːn.təm]

kwantiteitsubstantief
{f}

quantifier [quantifiers] (a logical operator)
noun
[UK: ˈkwɒn.tɪ.faɪə(r)]
[US: ˈkwɒn.tɪ.faɪər]

kwantorsubstantief
{m}

quantile [quantiles] (quantile in statistics)
noun
[UK: kwˈɒntaɪl]
[US: kwˈɑːntaɪl]

kwantielsubstantief
{n}

quantitative (of a measurement based on some quantity or number rather than on some quality)
adjective
[UK: ˈkwɒn.tɪ.tə.tɪv]
[US: ˈkwɑːn.tə.ˌte.tɪv]

kwantitatiefbijvoeglijk naamwoord

quantity [quantities] (fundamental, generic term used when referring to the measurement)
noun
[UK: ˈkwɒn.tɪ.ti]
[US: ˈkwɑːn.tə.ti]

hoeveelheidsubstantief
{f}

123