Angol-Holland szótár »

pug hollandul

AngolHolland
pug [pugs] (small dog)
noun
[UK: pʌɡ]
[US: ˈpəɡ]

mopssubstantief

mopshondsubstantief

pugilist [pugilists] (one who fights with their fists; a boxer)
noun
[UK: ˈpjuː.dʒɪ.lɪst]
[US: ˈpjuː.dʒɪ.lɪst]

boksersubstantief
{m}

pugilistsubstantief
{m}

vuistvechtersubstantief
{m}

pugnacious (aggressive, belligerent)
adjective
[UK: pʌɡ.ˈneɪ.ʃəs]
[US: pʌg.ˈnæ.ʃəs]

strijdlustigbijvoeglijk naamwoord

vechtlustigbijvoeglijk naamwoord

vijandigbijvoeglijk naamwoord

impugn [impugned, impugning, impugns] (A rejoinder using a false equivalence; to imply using a disingenuous argument while arguing against an opinion, motive, or action)
verb
[UK: ɪm.ˈpjuːn]
[US: ˌɪm.ˈpjuːn]

bestrijdenwerkwoord

weersprekenwerkwoord

impugn [impugned, impugning, impugns] (question the validity of)
verb
[UK: ɪm.ˈpjuːn]
[US: ˌɪm.ˈpjuːn]

betwistenwerkwoord

impugn [impugned, impugning, impugns] (To assault, attack)
verb
[UK: ɪm.ˈpjuːn]
[US: ˌɪm.ˈpjuːn]

aanvallenwerkwoord

inexpugnable (impregnable, unconquerable)
adjective
[UK: ˌɪ.nɪks.ˈpʌɡ.nəbl]
[US: ˌɪ.nɪk.ˈspʌɡ.nə.bəl]

ongenaakbaarbijvoeglijk naamwoord

oninneembaarbijvoeglijk naamwoord

onneembaarbijvoeglijk naamwoord

repugnant (offensive or repulsive; arousing disgust or aversion)
adjective
[UK: rɪ.ˈpʌɡ.nənt]
[US: rə.ˈpəɡ.nənt]

verwerpelijkbijvoeglijk naamwoord