Angol-Holland szótár »

profit hollandul

AngolHolland
profit [profits] (benefit)
noun
[UK: ˈprɒ.fɪt]
[US: ˈprɑː.fət]

profijtsubstantief
{n}

winstsubstantief
{f}

profit [profited, profiting, profits] (To benefit, be of use to)
verb
[UK: ˈprɒ.fɪt]
[US: ˈprɑː.fət]

batenwerkwoord

helpenwerkwoord

profit [profited, profiting, profits] (To benefit, gain)
verb
[UK: ˈprɒ.fɪt]
[US: ˈprɑː.fət]

baat hebbenwerkwoord

profiterenwerkwoord

voordeel hebbenwerkwoord

profit [profited, profiting, profits] (To take advantage of, exploit, use)
verb
[UK: ˈprɒ.fɪt]
[US: ˈprɑː.fət]

een slaatje slaanwerkwoord

uitbuitenwerkwoord

profit sharing (system to divide profit)
noun

winstaandeelsubstantief
{n}

profitability [profitabilities] (The quality or state of being profitable)
noun
[UK: ˈprɒ.fɪ.təb.l̩]
[US: ˌprɑː.fə.tə.ˈbɪ.lə.ti]

rentabiliteitsubstantief
{f}

winstgevendheidsubstantief
{f}

profitable (producing profit)
adjective
[UK: ˈprɒ.fɪ.təb.l̩]
[US: ˈprɑː.fə.təb.l̩]

winstgevendbijvoeglijk naamwoord

profiteer [profiteers] (one who makes an unreasonable profit not justified by their corresponding assumption of risk)
noun
[UK: ˌprɒ.fɪ.ˈtɪə(r)]
[US: ˌprɑː.fə.ˈtɪr]

profiteursubstantief

nonprofit [nonprofits] (non-profit organization, see also: NPO)
noun
[UK: nanˈprɑː.fət]
[US: nanˈprɑː.fət]

non-profitinstellingsubstantief
{f}

non-profitorganisatiesubstantief
{f}

vereniging zonder winstoogmerksubstantief
{f}

nonprofit (not seeking to produce a profit)
adjective
[UK: nanˈprɑː.fət]
[US: nanˈprɑː.fət]

zonder winstoogmerkbijvoeglijk naamwoord