Angol-Holland szótár »
pest hollandul
| Angol | Holland |
|---|---|
| ripe [riper, ripest] (ready for reaping or gathering, of fruits and seeds) adjective [UK: raɪp] [US: ˈraɪp] | rijpbijvoeglijk naamwoord |
| sharp [sharper, sharpest] (able to cut easily) adjective [UK: ʃɑːp] [US: ˈʃɑːrp] | scherpbijvoeglijk naamwoord |
| sharp [sharper, sharpest] (having an intense, acrid flavour) adjective [UK: ʃɑːp] [US: ˈʃɑːrp] | sterkbijvoeglijk naamwoord strafbijvoeglijk naamwoord |
| sharp [sharper, sharpest] (intelligent) adjective [UK: ʃɑːp] [US: ˈʃɑːrp] | scherpzinnigbijvoeglijk naamwoord |
| sharp [sharper, sharpest] (intense and sudden (of pain)) adjective [UK: ʃɑːp] [US: ˈʃɑːrp] | acuutbijvoeglijk naamwoord stekendbijvoeglijk naamwoord |
| sharp [sharper, sharpest] (musically higher-pitched than desired) adjective [UK: ʃɑːp] [US: ˈʃɑːrp] | hoogbijvoeglijk naamwoord |
| sharp [sharper, sharpest] (of a note, played a semitone higher than usual) adjective [UK: ʃɑːp] [US: ˈʃɑːrp] | -kruisbijvoeglijk naamwoord |
| sharp [sharper, sharpest] (offensive, critical, or acrimonious) adjective [UK: ʃɑːp] [US: ˈʃɑːrp] | bijtendbijvoeglijk naamwoord snerendbijvoeglijk naamwoord |
| sharp [sharper, sharpest] (pointed, able to pierce easily) adjective [UK: ʃɑːp] [US: ˈʃɑːrp] | gepuntbijvoeglijk naamwoord puntigbijvoeglijk naamwoord |
| steep [steeper, steepest] (near-vertical) adjective [UK: stiːp] [US: ˈstiːp] | steilbijvoeglijk naamwoord |
| tapestry [tapestries] (heavy woven cloth) noun [UK: ˈtæ.pɪ.stri] [US: ˈtæ.pə.stri] | gobelinsubstantief wandtapijtsubstantief |
| tempest [tempests] (storm) noun [UK: ˈtem.pɪst] [US: ˈtem.pəst] | stormsubstantief |
| tempest in a teapot (big fuss made in a small context) noun [UK: ˈtem.pɪst ɪn ə ˈtiː.pɒt] [US: ˈtem.pəst ɪn ə ˈtiː.ˌpɑːt] | storm in een glas watersubstantief |
