Angol-Holland szótár »

own hollandul

AngolHolland
to each his own (every person is entitled to his or her personal preferences)
phrase
[UK: tuː iːtʃ hɪz əʊn]
[US: ˈtuː ˈiːtʃ ˈhɪz ˈoʊn]

ieder het zijnephrase

ieder zijn dingphrase

town [towns] (settlement)
noun
[UK: taʊn]
[US: ˈtaʊn]

gemeentesubstantief
{f}

nederzettingsubstantief
{f}

stadsubstantief
{f}

tuinsubstantief
{m}

town councillor noun
[UK: taʊn ˈkaʊn.sə.lə(r)]
[US: ˈtaʊn ˈkaʊn.sə.lər]

gemeenteraadslidsubstantief
{n}

town crier noun
[UK: taʊn ˈkraɪə(r)]
[US: ˈtaʊn ˈkraɪər]

stadsomroepersubstantief
{m}

town gas (manufactured gas supplied to consumers)
noun

lichtgassubstantief
{n}

stadsgassubstantief
{n}

town hall (a building that houses the local government offices of a town)
noun
[UK: taʊn hɔːl]
[US: ˈtaʊn ˈhɒl]

gemeentehuissubstantief
{n}

raadhuissubstantief
{n}

stadhuissubstantief
{n}

town twinning (pairing of towns or cities)
noun
[UK: taʊn ˈtwɪn.ɪŋ]
[US: ˈtaʊn ˈtwɪn.ɪŋ]

partnerstadsubstantief

township [townships] (territory of a town)
noun
[UK: ˈtaʊn.ʃɪp]
[US: ˈtaʊn.ˌʃɪp]

tuinschapsubstantief
{f}

townsman [townsmen] (male resident of a town)
noun
[UK: ˈtaʊnz.mən]
[US: ˈtaʊnz.mən]

burger [burgers]substantief
{m}

poortersubstantief
{m}

stadsbewonersubstantief
{m}

stedelingsubstantief
{m}

track down (to search, hunt)
verb
[UK: træk daʊn]
[US: ˈtræk ˈdaʊn]

opsporenwerkwoord

unbeknownst (Without the knowledge of)
adverb
[UK: ˌʌn.bɪ.ˈnəʊnst]
[US: ən.biˈnoʊnst]

buiten medeweten vanbijwoord

unknown (not known)
adjective
[UK: ˌʌn.ˈnəʊn]
[US: ənˈnoʊn]

onbekendbijvoeglijk naamwoord

ongekendbijvoeglijk naamwoord

ongewetenbijvoeglijk naamwoord

up and down (upward and downward, alternately)
adverb
[UK: ʌp ənd daʊn]
[US: ʌp ænd ˈdaʊn]

op en neerbijwoord

upside down (inverted)
adjective
[UK: ˈʌp.saɪd daʊn]
[US: ˈʌp.ˈsaɪd ˈdaʊn]

omgekeerdbijvoeglijk naamwoord

op z'n kopbijvoeglijk naamwoord

upside down (inverted)
adverb
[UK: ˈʌp.saɪd daʊn]
[US: ˈʌp.ˈsaɪd ˈdaʊn]

onderstebovenbijwoord

water down (to dilute)
verb
[UK: ˈwɔː.tə(r) daʊn]
[US: ˈwɒ.tər ˈdaʊn]

aanlengenwerkwoord

water down (to make weaker)
verb
[UK: ˈwɔː.tə(r) daʊn]
[US: ˈwɒ.tər ˈdaʊn]

verwaterenwerkwoord

wear down (to cause physical or mental fatigue)
verb
[UK: weə(r) daʊn]
[US: ˈwer ˈdaʊn]

verslijtenwerkwoord

wolf down (consume quickly)
verb

opschrokkenwerkwoord

write down (to set something down in writing)
verb
[UK: ˈraɪt daʊn]
[US: ˈraɪt ˈdaʊn]

neerschrijvenwerkwoord

noterenwerkwoord

opschrijvenwerkwoord

567