Angol-Holland szótár »

never hollandul

AngolHolland
never (at no time)
adverb
[UK: ˈne.və(r)]
[US: ˈne.vər]

nimmerbijwoord

nooitbijwoord

never again (at no time in the future)
adverb
[UK: ˈne.və(r) ə.ˈɡen]
[US: ˈne.vər ə.ˈɡen]

nimmermeerbijwoord

never ever (emphatic never)
adverb
[UK: ˈne.və(r) ˈev.ə(r)]
[US: ˈne.vər ˈev.r̩]

nooit van je levenbijwoord

never mind (it is not important)
verb
[UK: ˈne.və(r) maɪnd]
[US: ˈne.vər ˈmaɪnd]

laat maarwerkwoord

maakt niet uitwerkwoord

never say die (do not despair)
interjection
[UK: ˈne.və(r) ˈseɪ daɪ]
[US: ˈne.vər ˈseɪ ˈdaɪ]

geef niet op!interjection

nooit opgeven!interjection

never say never phrase
[UK: ˈne.və(r) ˈseɪ ˈne.və(r)]
[US: ˈne.vər ˈseɪ ˈne.vər]

zeg nooit nooitphrase

nevertheless (in spite of what preceded)
adverb
[UK: ˌne.və.ðə.ˈles]
[US: ˌne.vər.ðə.ˈles]

alhoewelbijwoord

desalnietteminbijwoord

desondanksbijwoord

niettegenstaandebijwoord

nietteminbijwoord

tochbijwoord

better late than never (it's better to do something late, than to never do it at all)
adverb
[UK: ˈbe.tə(r) leɪt ðæn ˈne.və(r)]
[US: ˈbe.tər ˈleɪt ˈðæn ˈne.vər]

beter laat dan nooitbijwoord

it never rains but it pours (unfortunate events occur in quantity)
phrase
[UK: ɪt ˈne.və(r) reɪnz bʌt ɪt pɔːz]
[US: ˈɪt ˈne.vər ˈreɪnz ˈbət ˈɪt ˈpɔːrz]

een ongeluk komt nooit alleenphrase

een ongeluk komt zelden alleenphrase

jenever (spirit)
noun

jeneversubstantief
{m}

well, I never (exclamation of great surprise)
interjection

asjemenouinterjection

wel heb ik ooitinterjection

whenever conjunction
[UK: wen.ˈev.ə(r)]
[US: hwen.ˈev.r̩]

wanneer ookvoegwoord