mood hollandul

Angol	Holland
mood [moods] (bad mood) noun [UK: muːd] [US: ˈmuːd]	buisubstantief
mood [moods] (mental state) noun [UK: muːd] [US: ˈmuːd]	gemoedstoestandsubstantief {m} humeursubstantief {n} stemmingsubstantief {f}
grammatical mood (in grammar, type of the relationship) noun [UK: ɡrə.ˈmæ.tɪk.l̩ muːd] [US: ɡrə.ˈmæ.tək.l̩ ˈmuːd]	wijssubstantief {f}
imperative mood noun [UK: ɪm.ˈpe.rə.tɪv muːd] [US: ˌɪm.ˈpe.rə.tɪv ˈmuːd]	gebiedende wijssubstantief {m} imperatiefsubstantief {m} imperativussubstantief {m}
in the mood (disposed to do (something)) preposition	hebben er zin inpreposition
indicative mood noun [UK: ɪn.ˈdɪk.ə.tɪv muːd] [US: ˌɪn.ˈdɪk.ə.tɪv ˈmuːd]	aantonende wijssubstantief {m} indicatiefsubstantief {m}
subjunctive mood noun [UK: səb.ˈdʒʌŋk.tɪv muːd] [US: səb.ˈdʒʌŋk.tɪv ˈmuːd]	aanvoegende wijssubstantief {m} bijvoegende wijssubstantief {m} conjunctiefsubstantief {m} subjunctiefsubstantief {m}

Korábban kerestél rá