Angol-Holland szótár »

lace hollandul

AngolHolland
lace [laces] (fabric)
noun
[UK: leɪs]
[US: ˈleɪs]

kant [kanten]substantief
{m}

abiding-place noun

woonplaatssubstantief
{m}

between a rock and a hard place (having the choice between two unpleasant options)
preposition

between plague and cholera)preposition

tussen pest en cholerapreposition

birthplace [birthplaces] (location where a person is born)
noun
[UK: ˈbɜːθ.pleɪs]
[US: ˈbɝːθ.ˌples]

geboorteplaatssubstantief
{m} {f}

Buckingham Palace (the official London residence of the British monarch)
proper noun
[UK: ˈbʌk.ɪŋ.əm.ˈpæ.lɪs]
[US: ˈbʌk.ɪŋ.əm.ˈpæ.lɪs]

Buckingham Palaceeigennam

commonplace [commonplaces] (platitude or cliché)
noun
[UK: ˈkɒ.mən.pleɪs]
[US: ˈkɑː.mən.ˌples]

gemeenplaatssubstantief
{m}

complacency (feeling of self-satisfaction)
noun
[UK: kəm.ˈpleɪ.sən.si]
[US: kəm.ˈpleɪ.sən.si]

zelfgenoegzaamheidsubstantief

zelftevredenheidsubstantief
{f}

complacent (uncritically satisfied with oneself or one's achievements)
adjective
[UK: kəm.ˈpleɪ.sənt]
[US: kəm.ˈpleɪ.sənt]

makkelijkbijvoeglijk naamwoord

zelfgenoegzaambijvoeglijk naamwoord

zelfingenomenbijvoeglijk naamwoord

zelftevredenbijvoeglijk naamwoord

displace [displaced, displacing, displaces] (to move something or someone)
verb
[UK: dɪs.ˈpleɪs]
[US: ˌdɪ.ˈspleɪs]

onthemenwerkwoord

engine displacement (volume of air/fuel mixture)
noun

cilinderinhoudsubstantief
{m}

fireplace [fireplaces] (open hearth)
noun
[UK: ˈfaɪə.pleɪs]
[US: ˈfaɪər.ˌples]

open haardsubstantief
{m}

hiding place (a place where something or someone may be hidden)
noun
[UK: ˈhaɪd.ɪŋ ˈpleɪs]
[US: ˈhaɪd.ɪŋ ˈpleɪs]

onderduikadressubstantief
{n}

schuilplaatssubstantief

in the first place (to begin with)
preposition
[UK: ɪn ðə ˈfɜːst ˈpleɪs]
[US: ɪn ðə ˈfɝːst ˈpleɪs]

allereerstpreposition

in de eerste plaatspreposition

irreplaceable (that cannot be replaced)
adjective
[UK: ˌɪ.rɪ.ˈpleɪ.səb.l̩]
[US: ɪ.rə.ˈpleɪ.səb.l̩]

onvervangbaarbijvoeglijk naamwoord

mayor of the palace (Frankish regent)
noun

hofmeiersubstantief
{m}

meeting place (place where people arrange to meet)
noun

ontmoetingsplaatssubstantief
{f}

misplace [misplaced, misplacing, misplaces] (to put something somewhere and then forget its location)
verb
[UK: ˌmɪs.ˈpleɪs]
[US: ˌmɪ.ˈspleɪs]

misleggenwerkwoord

necklace [necklaces] (figurative: anything resembling a necklace in shape)
noun
[UK: ˈne.kləs]
[US: ˈne.kləs]

halssnoer-achtigsubstantief

necklace [necklaces] (jewelry)
noun
[UK: ˈne.kləs]
[US: ˈne.kləs]

halskettingsubstantief
{m} {f}

halssnoersubstantief
{n}

kettingsubstantief
{m} {f}

necklace [necklaces] (method of execution)
noun
[UK: ˈne.kləs]
[US: ˈne.kləs]

executie bij brandende rubberbandsubstantief

palace [palaces] (large, lavish residence)
noun
[UK: ˈpæ.lɪs]
[US: ˈpæ.ləs]

paleissubstantief
{n}

palace coup noun

paleisrevolutiesubstantief
{f}

Palace of Westminster (building in London housing the House of Commons and House of Lords)
proper noun
[UK: ˈpæ.lɪs əv ˈwest.mɪn.stə(r)]
[US: ˈpæ.ləs əv ˌwest.ˈmɪn.stər]

Palace of Westminstereigennam

pearl necklace (necklace made of pearls)
noun
[UK: pɜːl ˈne.kləs]
[US: ˈpɝːl ˈne.kləs]

parelkettingsubstantief
{m} {f}

parelsnoersubstantief
{n}

place importance on (To consider something to be important)
verb

belang hechten aanwerkwoord

place mat (protective table mat)
noun
[UK: ˈpleɪs mæt]
[US: ˈpleɪs ˈmæt]

onderleggersubstantief
{m}

placematsubstantief
{m} {f}

place of worship (place where people can practise their faith)
noun
[UK: ˈpleɪs əv ˈwɜː.ʃɪp]
[US: ˈpleɪs əv ˈwɝː.ʃəp]

bedehuissubstantief
{n}

cultusplaatssubstantief
{f}

gebedshuissubstantief
{n}

12