Angol-Holland szótár »

inn hollandul

AngolHolland
inn [inns] (lodging)
noun
[UK: ɪn]
[US: ˈɪn]

herbergsubstantief
{m}

innards (internal organs)
noun
[UK: ˈɪ.nədʒ]
[US: ˈɪ.nərdz]

ingewandensubstantief
{Pl}

innate (inborn)
adjective
[UK: ɪ.ˈneɪt]
[US: ˌɪ.ˈneɪt]

aangeborenbijvoeglijk naamwoord

inner (being or occurring inside)
adjective
[UK: ˈɪ.nə(r)]
[US: ˈɪ.nər]

binnen-bijvoeglijk naamwoord

binnenstebijvoeglijk naamwoord

inner (inside or closer to the inside of the body)
adjective
[UK: ˈɪ.nə(r)]
[US: ˈɪ.nər]

inwendigbijvoeglijk naamwoord

inner (not obvious, private)
adjective
[UK: ˈɪ.nə(r)]
[US: ˈɪ.nər]

verborgenbijvoeglijk naamwoord

inner (relating to the mind or spirit)
adjective
[UK: ˈɪ.nə(r)]
[US: ˈɪ.nər]

innerlijkbijvoeglijk naamwoord

inner cabinet (inner circle within a cabinet)
noun

kernkabinetsubstantief
{n}

inner city [inner cities] (central part of a city)
noun

binnenstadsubstantief
{m} {f}

stadskernsubstantief
{m} {f}

inner core (innermost part of the Earth)
noun

binnenkernsubstantief

Inner Mongolia (autonomous region in northern China)
proper noun
[UK: ˈɪ.nə(r) mɒŋ.ˈɡəʊ.lɪə]
[US: ˈɪ.nər mɒŋˈɡo.ʊ.lɪə]

Binnen-Mongoliëeigennam
{n}

inner product (generalization of the dot product)
noun

inproductsubstantief
{n}

inner tube (inflatable rubber tube)
noun
[UK: ˈɪ.nə(r) tjuːb]
[US: ˈɪ.nər ˈtuːb]

binnenbandsubstantief
{m}

innermost (farthest inside or towards the center or middle)
adjective
[UK: ˈɪ.nə.məʊst]
[US: ˈɪ.nəmoʊst]

binnenstbijvoeglijk naamwoord

innkeeper [innkeepers] (person responsible for the running of an inn)
noun
[UK: ˈɪnk.iː.pə(r)]
[US: ˈɪnˌk.i.pər]

herbergiersubstantief
{m}

waardsubstantief
{m}

innocence (absence of responsibility for a crime)
noun
[UK: ˈɪ.nəsns]
[US: ˈɪ.nə.səns]

onschuldsubstantief

innocent (pure, free from sin, untainted)
adjective
[UK: ˈɪ.nəsnt]
[US: ˈɪ.nə.sənt]

onnozelbijvoeglijk naamwoord

onschuldigbijvoeglijk naamwoord

innocuous (harmless)
adjective
[UK: ɪ.ˈnɒ.kjʊəs]
[US: ˌɪ.ˈnɑː.kjuːəs]

onschadelijkbijvoeglijk naamwoord

onschuldigbijvoeglijk naamwoord

innocuous (inoffensive)
adjective
[UK: ɪ.ˈnɒ.kjʊəs]
[US: ˌɪ.ˈnɑː.kjuːəs]

braafbijvoeglijk naamwoord

innovate [innovated, innovating, innovates] (to introduce something new)
verb
[UK: ˈɪ.nə.veɪt]
[US: ˈɪ.nə.ˌvet]

vernieuwenwerkwoord

innovation [innovations] (act of innovating)
noun
[UK: ˌɪ.nə.ˈveɪʃ.n̩]
[US: ˌɪ.nə.ˈveɪʃ.n̩]

innovatiesubstantief
{f}

vernieuwingsubstantief
{f}

innovation [innovations] (something new)
noun
[UK: ˌɪ.nə.ˈveɪʃ.n̩]
[US: ˌɪ.nə.ˈveɪʃ.n̩]

nieuwigheidsubstantief
{f}

innovative (characterized by the creation of new ideas or things)
adjective
[UK: ˈɪ.nə.veɪ.tɪv]
[US: ˈɪ.nə.ˌve.tɪv]

innovatiefbijvoeglijk naamwoord

innuendo [innuendos] (A derogatory hint or reference to a person or thing, an implication or insinuation)
noun
[UK: ˌɪ.njuː.ˈen.dəʊ]
[US: ˌɪ.njuː.ˈendo.ʊ]

insinuatiesubstantief
{f}

in no time (very soon)
preposition
[UK: ɪn nəʊ ˈtaɪm]
[US: ɪn ˈnoʊ ˈtaɪm]

in een mum van tijdpreposition

in ijltempopreposition

abruptly-pinnate (with a pair of leaflets at the apex)
adjective

even geveerdbijvoeglijk naamwoord

Baltic-Finnic adjective
[UK: ˈbɔːl.tɪk ˈfɪ.nɪk]
[US: ˈbɒl.tɪk ˈfɪ.nɪk]

Baltisch-Finsbijvoeglijk naamwoord

Oostzeefinsbijvoeglijk naamwoord

beginner [beginners] (someone who just recently started)
noun
[UK: bɪ.ˈɡɪn.ə(r)]
[US: bɪ.ˈɡɪn.ər]

beginnelingsubstantief
{m}

beginnelingesubstantief
{f}

beginnersubstantief
{m}

beginner [beginners] (someone who sets something in motion)
noun
[UK: bɪ.ˈɡɪn.ə(r)]
[US: bɪ.ˈɡɪn.ər]

startersubstantief

beginner's luck (good luck enjoyed during a first attempt)
noun

beginnersgeluksubstantief
{n}

12