Angol | Holland |
---|---|
in vain (without success) adverb [UK: ɪn veɪn] [US: ɪn ˈveɪn] | tevergeefsbijwoord vergeefsbijwoord |
in wine, there is truth (one tells the truth under the influence of alcohol) phrase | |
in-your-face (aggressively or blatantly confrontational) adjective | gedurfdbijvoeglijk naamwoord |
inability [inabilities] (lack of the ability to do something; incapability) noun [UK: ˌɪ.nə.ˈbɪ.lɪ.ti] [US: ˌɪ.nə.ˈbɪ.lə.ti] | impotentiesubstantief onvermogensubstantief |
inaccuracy [inaccuracies] (inaccurate statement) noun [UK: ɪn.ˈæ.kjə.rə.si] [US: ˌɪ.ˈnæ.kjə.rə.si] | foutsubstantief onjuistheidsubstantief onwaarheidsubstantief |
inaccuracy [inaccuracies] (lack of accuracy) noun [UK: ɪn.ˈæ.kjə.rə.si] [US: ˌɪ.ˈnæ.kjə.rə.si] | onnauwkeurigheidsubstantief |
inaccurately (In an inaccurate manner; incorrectly; inexactly) adverb [UK: ɪn.ˈæ.kjʊ.rət.li] [US: ˌɪ.ˈnæ.kjə.rət.li] | onnauwkeurigbijwoord |
inactivity [inactivities] (quality of being inactive) noun [UK: ˌɪ.næk.ˈtɪ.vɪ.ti] [US: ˌɪ.næk.ˈtɪ.və.ti] | inactiviteitsubstantief |
inadequacy [inadequacies] (state of being inadequate) noun [UK: ɪn.ˈæ.dɪ.kwə.si] [US: ˌɪ.ˈnæ.dɪ.kwə.si] | ontoereikendheidsubstantief |
inadequate (Not adequate) adjective [UK: ɪn.ˈæ.dɪ.kwət] [US: ˌɪ.ˈnæ.də.kwət] | inadequaatbijvoeglijk naamwoord ongeschiktbijvoeglijk naamwoord ontoereikendbijvoeglijk naamwoord onvoldoendebijvoeglijk naamwoord |
inadmissibility (the state of being inadmissible) noun [UK: ˌɪnədˌmɪsəˈbɪlɪti ] [US: ɪnədˌmɪsəˈbɪlɪti ] | niet-toelaatbaarheidsubstantief |
inadvertent (not intentional) adjective [UK: ˌɪ.nəd.ˈvɜː.tənt] [US: ˌɪ.nəd.ˈvɝː.tənt] | onopzettelijkbijvoeglijk naamwoord |
inadvertently (unintentionally) adverb [UK: ˌɪ.nəd.ˈvɜː.tənt.li] [US: ˌɪ.nəd.ˈvɝː.tənt.li] | onopzettelijkbijwoord |
inalienable (incapable of being alienated, surrendered, or transferred to another; not alienable) adjective [UK: ˌɪn.ˈeɪ.lɪə.nəb.l̩] [US: ˌɪ.ˈneɪ.ljə.nəb.l̩] | onvervreemdbaarbijvoeglijk naamwoord |
inane (lacking sense or meaning) adjective [UK: ɪ.ˈneɪn] [US: ˌɪ.ˈneɪn] | flauwbijvoeglijk naamwoord inhoudsloosbijvoeglijk naamwoord stombijvoeglijk naamwoord zinloosbijvoeglijk naamwoord |
inane (purposeless; pointless) adjective [UK: ɪ.ˈneɪn] [US: ˌɪ.ˈneɪn] | doelloosbijvoeglijk naamwoord |
inanimate (in grammar) adjective [UK: ɪn.ˈæ.nɪ.mət] [US: ˌɪ.ˈnæ.nə.mət] | onbezieldbijvoeglijk naamwoord |
inanity (property of being inane) noun [UK: ɪ.ˈnæ.nɪ.ti] [US: ɪ.ˈnæ.nɪ.ti] | inhoudsloosheidsubstantief leegheidsubstantief stupiditeitsubstantief zinloosheidsubstantief |
inappropriate (not appropriate or suitable) adjective [UK: ˌɪ.nə.ˈprəʊ.prɪət] [US: ˌɪ.nəˈpro.ʊ.prɪət] | ongepastbijvoeglijk naamwoord |
inasmuch as (to the extent that) conjunction [UK: ˌɪ.nəz.ˈmʌ.tʃæz] [US: ˌɪ.nəz.ˈmʌ.tʃæz] | voorzovervoegwoord |
inaudible (unable to be heard) adjective [UK: ɪn.ˈɔː.dəb.l̩] [US: ˌɪ.ˈnɒ.dəb.l̩] | onhoorbaarbijvoeglijk naamwoord |
inauguration (act of inaugurating) noun [UK: ɪ.ˌnɔː.ɡjʊ.ˈreɪʃ.n̩] [US: ˌɪ.ˌnɒ.ɡjə.ˈreɪʃ.n̩] | inhuldigingsubstantief |
inborn (Innate, possessed by an organism at birth) adjective [UK: ˌɪn.ˈbɔːn] [US: ˈɪn.ˌbɔːrn] | aangeborenbijvoeglijk naamwoord |
inbox (container) noun [UK: ɪn bɒks] [US: ɪn ˈbɑːks] | postvaksubstantief |
inbox (electronic folder) noun [UK: ɪn bɒks] [US: ɪn ˈbɑːks] | inboxsubstantief |
inbreeding (breeding between members of small population) noun [UK: ˌɪn.ˈbriːd.ɪŋ] [US: ˌɪn.ˈbriːd.ɪŋ] | inteeltsubstantief |
incandescent (emitting light as result of heating) adjective [UK: ˌɪnk.æn.ˈdesnt] [US: ˌɪnk.ən.ˈde.sənt] | lichtgevendbijvoeglijk naamwoord |