Angol-Holland szótár »

hone hollandul

AngolHolland
hone [hones] (sharpening stone)
noun
[UK: həʊn]
[US: ˈhoʊn]

slijpsteensubstantief

wetsteensubstantief

hone [honed, honing, hones] (to make more acute, intense or effective)
verb
[UK: həʊn]
[US: ˈhoʊn]

verfijnenwerkwoord

hone [honed, honing, hones] (to produce a precision bore with a hone)
verb
[UK: həʊn]
[US: ˈhoʊn]

kalibrerenwerkwoord

hone [honed, honing, hones] (to refine or master a skill)
verb
[UK: həʊn]
[US: ˈhoʊn]

vervolledigenwerkwoord

vervolmakenwerkwoord

hone [honed, honing, hones] (to sharpen with a hone)
verb
[UK: həʊn]
[US: ˈhoʊn]

aanzettenwerkwoord

scherp makenwerkwoord

slijpenwerkwoord

honed adjective
[UK: həʊnd]
[US: ˈhoʊnd]

geslepenbijvoeglijk naamwoord

verfijndbijvoeglijk naamwoord

honest (scrupulous with regard to telling the truth)
adjective
[UK: ˈɒ.nɪst]
[US: ˈɑː.nəst]

eerlijkbijvoeglijk naamwoord

honesty (quality of being honest)
noun
[UK: ˈɒ.nɪ.sti]
[US: ˈɑː.nə.sti]

eerlijkheidsubstantief
{f}

honesty is the best policy phrase

eerlijk duurt het langstphrase

honey [honeys] (sweet substance produced by bees)
noun
[UK: ˈhʌ.ni]
[US: ˈhʌ.ni]

honingsubstantief
{m}

honey badger [honey badgers] (Mellivora capensis)
noun
[UK: ˈhʌ.ni ˈbæ.dʒə(r)]
[US: ˈhʌ.ni ˈbæ.dʒər]

honingdassubstantief
{m}

honey bee noun

bijsubstantief
{f}

honingbijsubstantief
{f}

immesubstantief
{f}

honey buzzard (Pernis apivorus)
noun

wespendiefsubstantief
{m}

honeycomb [honeycombs] (structure of cells made by bees)
noun
[UK: ˈhʌ.nɪk.əʊm]
[US: ˈhʌ.nɪkoʊm]

bijenraatsubstantief
{f}

honingraatsubstantief
{f}

raatsubstantief
{f}

honeydew (sweet, sticky substance deposited on leaves, etc., by insects feeding on plant sap, or by fungi)
noun
[UK: ˈhʌ.nɪ.djuː]
[US: ˈhʌ.ni.ˌduː]

honigdauwsubstantief
{m}

honeymoon [honeymoons] (period of time immediately following a marriage)
noun
[UK: ˈhʌ.nɪ.muːn]
[US: ˈhʌ.ni.ˌmuːn]

wittebroodswekensubstantief
{Pl}

honeymoon (to travel on a honeymoon)
verb
[UK: ˈhʌ.nɪ.muːn]
[US: ˈhʌ.ni.ˌmuːn]

een huwelijksreis makenwerkwoord

honeymoon [honeymoons] (trip taken by a newly wed married couple)
noun
[UK: ˈhʌ.nɪ.muːn]
[US: ˈhʌ.ni.ˌmuːn]

huwelijksreissubstantief
{f} {m}

honeysuckle [honeysuckles] (plant)
noun
[UK: ˈhʌ.nɪ.sʌk.l̩]
[US: ˈhʌ.ni.ˌsək.l̩]

kamperfoeliesubstantief
{f}

-phone (type of sound)

-foon

aerophone (musical instrument)
noun
[UK: ˈeə.rə.fəʊn]
[US: ˈe.rəˌfoʊn]

aerofoonsubstantief
{m}

allophone [allophones] (alternative pronunciation for a phoneme)
noun
[UK: ˈæ.lə.fəʊn]
[US: ˈæ.ləˌfoʊn]

allofoonsubstantief

foonvariantsubstantief

stemvariantsubstantief

alto saxophone (saxophone smaller than tenor)
noun

altsaxofoonsubstantief
{m}

Anglophone (English-speaking)
adjective
[UK: ˈæŋ.ɡlə.fəʊn]
[US: ˈæŋ.ɡləfoʊn]

Engelssprekendebijvoeglijk naamwoord

Engelstaligbijvoeglijk naamwoord

Anglophone (one who speaks English)
noun
[UK: ˈæŋ.ɡlə.fəʊn]
[US: ˈæŋ.ɡləfoʊn]

Engelssprekendesubstantief
{m} {f}

Banglaphone (Bengali-speaking)
adjective

Bengaalssprekendebijvoeglijk naamwoord

Bengaalstaligbijvoeglijk naamwoord

Banglaphone (one who speaks Bengali)
noun

Bengaalssprekendesubstantief
{m} {f}

12