Angol-Holland szótár »

herald hollandul

AngolHolland
herald [heralds] (a harbinger giving signs of things to come)
noun
[UK: ˈhe.rəld]
[US: ˈhe.rəld]

aankondigersubstantief
{m}

verkondigersubstantief
{m}

herald [heralds] (a messenger, especially one bringing important news)
noun
[UK: ˈhe.rəld]
[US: ˈhe.rəld]

herautsubstantief
{m}

herald [heralded, heralding, heralds] (announce)
verb
[UK: ˈhe.rəld]
[US: ˈhe.rəld]

aankondigenwerkwoord

inluidenwerkwoord

verkondigenwerkwoord

heraldic (relating to the profession of devising and blazoning arms)
adjective
[UK: he.ˈræl.dɪk]
[US: he.ˈræl.dɪk]

heraldischbijvoeglijk naamwoord

heraldry (the profession of devising and blazoning arms)
noun
[UK: ˈhe.rəl.dri]
[US: ˈhe.rəl.dri]

heraldieksubstantief
{f}

wapenkundesubstantief
{f}

unheralded (Without prior warning; unexpected or unannounced)
adjective
[UK: ʌn.ˈhe.rəl.dɪd]
[US: ʌn.ˈhe.rəl.dəd]

onaangekondigdbijvoeglijk naamwoord

onverwachtbijvoeglijk naamwoord