Angol-Holland szótár »

have hollandul

AngolHolland
have (auxiliary used in forming the perfect and the past perfect tenses)
verb
[UK: həv]
[US: həv]

zijnwerkwoord

have (give birth to)
verb
[UK: həv]
[US: həv]

krijgenwerkwoord

have (to possess)
verb
[UK: həv]
[US: həv]

hebbenwerkwoord

have a bone to pick (have a complaint or grievance)
verb

een appeltje te schillen hebbenwerkwoord

have a nice day (goodbye)
phrase
[UK: həv ə naɪs deɪ]
[US: həv ə ˈnaɪs ˈdeɪ]

een prettige dag verderphrase

have a safe trip home phrase

goede terugreisphrase

have a say (to voice one's opinion)
verb

inspraak hebbenwerkwoord

have a screw loose (to be insane, irrational, or eccentric)
verb
[UK: həv ə skruː luːs]
[US: həv ə ˈskruː ˈluːs]

een vijs kwijt zijnwerkwoord

have a seat (to sit down)
verb

ga zittenwerkwoord

have butterflies in one's stomach (be nervous)
verb
[UK: həv ˈbʌt.ə.flaɪz ɪn wʌnz ˈstʌ.mək]
[US: həv ˈbʌt.r̩.flaɪz ɪn wʌnz ˈstʌ.mək]

vlinders in de buik hebbenwerkwoord

have eyes bigger than one's stomach (take more food than one can eat)
verb

ogen groter dan je maag hebbenwerkwoord

have fun (enjoy oneself)
verb
[UK: həv fʌn]
[US: həv ˈfən]

lol makenwerkwoord

have fun (wish someone a good time)
interjection
[UK: həv fʌn]
[US: həv ˈfən]

veel plezierinterjection

have had it up to here (To have reached the limit of one's patience)
verb

het zit ... tot hierwerkwoord

have in mind (consider, intend)
verb

in gedachte hebbenwerkwoord

have it in for (to be angry at)
verb

een hekel hebben aanwerkwoord

have kittens (to become extremely upset)
verb

een toeval krijgenwerkwoord

have one's cake and eat it too (to seek to have two things which are mutually incompatible)
verb

het is het een of het anderwerkwoord

have one's hand in the till (to steal money that one has been trusted with)
verb
[UK: həv wʌnz hænd ɪn ðə tɪl]
[US: həv wʌnz ˈhænd ɪn ðə ˈtɪl]

uit de kas graaienwerkwoord

have other fish to fry (to have more important things to do)
verb
[UK: həv ˈʌð.ə(r) fɪʃ tuː fraɪ]
[US: həv ˈʌð.r̩ ˈfɪʃ ˈtuː ˈfraɪ]

andere katten te geselen hebbenwerkwoord

have second thoughts (to change one's opinion)
verb

bedenkingen hebbenwerkwoord

have seen better days (to be in poor condition)
verb
[UK: həv ˈsiːn ˈbe.tə(r) deɪz]
[US: həv ˈsiːn ˈbe.tər ˈdeɪz]

betere tijden gekend hebbenwerkwoord

have sex (take part in a sexual act)
verb
[UK: həv seks]
[US: həv ˈseks]

seks hebbenwerkwoord

have someone's back (be prepared and willing to support or defend someone)
verb

achter iemand staanwerkwoord

iemand steunenwerkwoord

have the floor verb
[UK: həv ðə flɔː(r)]
[US: həv ðə ˈflɔːr]

het woord hebbenwerkwoord

have to (obligation)
verb
[UK: həv tuː]
[US: həv ˈtuː]

moetenwerkwoord

haven [havens] (harbour)
noun
[UK: ˈheɪv.n̩]
[US: ˈheɪv.n̩]

havensubstantief
{f}

haven [havens] (refuge)
noun
[UK: ˈheɪv.n̩]
[US: ˈheɪv.n̩]

toevluchtsoordsubstantief
{m}

vrijhavensubstantief
{f}

haversack [haversacks] (oat bag)
noun
[UK: ˈhæ.və.sæk]
[US: ˈhæ.və.sæk]

haverzaksubstantief

behave [behaved, behaving, behaves] (to act in a specific manner)
verb
[UK: bɪ.ˈheɪv]
[US: bə.ˈheɪv]

zich gedragenwerkwoord

do unto others as you would have them do unto you (One should treat others as one would like others to treat oneself)
phrase

dat u geschiedtphrase

doe dat ook een ander nietphrase

wat gij niet wiltphrase

do you have a menu in English (phrase)
phrase

hebt u een menu in het Engels?phrase

do you have any pets (do you have pets?)
phrase

heb jij huisdieren?phrase

hebben jullie huisdieren?phrase
{Pl}

heeft u huisdieren?phrase

do you have children (do you have children?)
phrase

hebt u kinderen?phrase

12