Angol-Holland szótár »

first hollandul

AngolHolland
first (before anything else)
adverb
[UK: ˈfɜːst]
[US: ˈfɝːst]

eerstbijwoord

first [firsts] (colloquial: a first-edition copy)
noun
[UK: ˈfɜːst]
[US: ˈfɝːst]

origineelsubstantief
{n}

first (numeral first, see also: 1st)
adjective
[UK: ˈfɜːst]
[US: ˈfɝːst]

eerstbijvoeglijk naamwoord

first [firsts] (person or thing in the first position)
noun
[UK: ˈfɜːst]
[US: ˈfɝːst]

eerstesubstantief
{m} {f}

first aid (basic care)
noun
[UK: ˈfɜːst eɪd]
[US: ˈfɝːst ˈeɪd]

eerste hulpsubstantief

EHBOsubstantief

first and foremost (primarily; most importantly)
adverb
[UK: ˈfɜːst ənd ˈfɔː.məʊst]
[US: ˈfɝːst ænd ˈfɔːmoʊst]

op de allereerste plaatsbijwoord

first come, first served (people will be dealt with in the order they arrive)
phrase

het eerst maaltphrase

wie het eerst komtphrase

first-degree (barely burnt)
adjective
[UK: ˈfɜːst dɪ.ˈɡriː]
[US: ˈfɝːst dɪ.ˈɡriː]

eerstegraads-bijvoeglijk naamwoord

van de eerste graadbijvoeglijk naamwoord

first floor [first floors] (floor above the ground floor)
noun
[UK: ˈfɜːst.ˈflɔː]
[US: ˈfɜːst.ˈflɔː]

eerste verdiepingsubstantief
{f}

first floor [first floors] (floor at the level of the street)
noun
[UK: ˈfɜːst.ˈflɔː]
[US: ˈfɜːst.ˈflɔː]

begane grondsubstantief
{m}

gelijkvloerse verdiepingsubstantief
{f}

first mate (nautical: officer next in rank to the captain)
noun
[UK: ˈfɜːst meɪt]
[US: ˈfɝːst ˈmeɪt]

eerste stuurmansubstantief
{m}

first name [first names] (name chosen by parents)
noun
[UK: ˈfɜːst ˈneɪm]
[US: ˈfɝːst ˈneɪm]

voornaam [voornamen]substantief
{m}

first of all (before anything else)
adverb
[UK: ˈfɜːst əv ɔːl]
[US: ˈfɝːst əv ɔːl]

bovenalbijwoord

in de eerste plaatsbijwoord

om te beginnenbijwoord

first-order (being the simplest of many)
adjective

eersteorde-bijvoeglijk naamwoord

first person (the form of a pronoun verb used when the subject of a sentence is making the statement)
noun
[UK: ˈfɜːst ˈpɜːs.n̩]
[US: ˈfɝːst ˈpɝː.sn̩]

eerste persoonsubstantief
{m}

First World (countries aligned with the West during the Cold War)
proper noun

eerste wereldeigennam
{m} {f}

first world problem (frustration or complaint)
noun

eerste wereldprobleemsubstantief
{n}

firstborn (the first child in a family)
noun
[UK: ˈfɜːst.bɔːn]
[US: ˈfɝːst.ˌbɔːrn]

eerstelingsubstantief

eerstgeborenesubstantief
{m}

firstly (in the first place)
adverb
[UK: ˈfɜːst.li]
[US: ˈfɝːst.li]

ten eerstebijwoord

at first (initially; at the start)
preposition
[UK: ət ˈfɜːst]
[US: ət ˈfɝːst]

aanvankelijkpreposition

at first blush (upon first impression or consideration)
preposition
[UK: ət ˈfɜːst blʌʃ]
[US: ət ˈfɝːst ˈbləʃ]

op het eerste gezichtpreposition

at first glance (after only a superficial examination or review)
preposition
[UK: ət ˈfɜːst ɡlɑːns]
[US: ət ˈfɝːst ˈɡlæns]

op het eerste gezichtpreposition

cast the first stone (act self-righteously)
verb

werpe de eerste steenwerkwoord

court of first instance (court of law)
noun
[UK: kɔːt əv ˈfɜːst ˈɪn.stəns]
[US: ˈkɔːrt əv ˈfɝːst ˈɪn.stəns]

gerecht in eerste aanlegsubstantief
{n}

kantongerechtsubstantief
{n}

rechtbanksubstantief
{m} {f}

rechtbank van eerste aanlegsubstantief
{m} {f}

eighty-first (one of eighty-one equal parts of a whole)
noun
[UK: ˈeɪ.ti ˈfɜːst]
[US: ˈeɪ.ti ˈfɝːst]

eenentachtigstesubstantief
{n}

eighty-first (ordinal number 81st)
adjective
[UK: ˈeɪ.ti ˈfɜːst]
[US: ˈeɪ.ti ˈfɝːst]

eenentachtigstbijvoeglijk naamwoord

eenentachtigstebijvoeglijk naamwoord

forty-first (41st)
adjective
[UK: ˈfɔː.ti ˈfɜːst]
[US: ˈfɔːr.ti ˈfɝːst]

eenenveertigstebijvoeglijk naamwoord

in the first place (to begin with)
preposition
[UK: ɪn ðə ˈfɜːst ˈpleɪs]
[US: ɪn ðə ˈfɝːst ˈpleɪs]

allereerstpreposition

in de eerste plaatspreposition

12