Angol | Holland |
---|---|
Fier (city and municipality in southwestern Albania) proper noun [UK: ˈfɪr] [US: ˈfɪr] | Fiereigennam |
fierce [fiercer, fiercest] (extremely violent, severe, ferocious or savage) adjective [UK: fɪəs] [US: ˈfɪrs] | woestbijvoeglijk naamwoord |
fiery [fierier, fieriest] (of, or relating to fire) adjective [UK: ˈfaɪə.ri] [US: ˈfaɪə.ri] | vurigbijvoeglijk naamwoord |
fierljeppen (form of pole vaulting) noun | fierljeppensubstantief |
amplifier [amplifiers] (appliance or circuit) noun [UK: ˈæm.plɪ.faɪə(r)] [US: ˈæm.plə.ˌfaɪər] | versterkersubstantief |
emulsifier [emulsifiers] (substance that helps an emulsion form) noun [UK: ˌɪ.ˈməl.sə.ˌfaɪə(r)] [US: ˌɪ.ˈməl.sə.ˌfaɪər] | emulgatorsubstantief |
fluffy [fluffier, fluffiest] (covered with fluff) adjective [UK: ˈflʌ.fi] [US: ˈflʌ.fi] | pluizigbijvoeglijk naamwoord |
leafy [leafier, leafiest] (containing much foliage) adjective [UK: ˈliː.fi] [US: ˈliː.fi] | bladerrijkbijvoeglijk naamwoord bladrijkbijvoeglijk naamwoord loofrijkbijvoeglijk naamwoord |
leafy [leafier, leafiest] (covered with leaves) adjective [UK: ˈliː.fi] [US: ˈliː.fi] | gebladerdbijvoeglijk naamwoord |
modifier [modifiers] (grammar: qualifying word, clause or phrase) noun [UK: ˈmɒ.dɪ.faɪə(r)] [US: ˈmɒ.dɪ.faɪər] | modificeerdersubstantief |
pacifier [pacifiers] (for a baby) noun [UK: ˈpæ.sɪ.faɪə(r)] [US: ˈpæ.sə.ˌfaɪər] | fopspeensubstantief speensubstantief |
pacifier [pacifiers] (one who pacifies) noun [UK: ˈpæ.sɪ.faɪə(r)] [US: ˈpæ.sə.ˌfaɪər] | pacificatorsubstantief |
preamplifier [preamplifiers] (voltage amplifier) noun [UK: prˈiːəmplˌɪfaɪə] [US: prˈiːəmplˌɪfaɪɚ] | voorversterkersubstantief |
quantifier [quantifiers] (a logical operator) noun [UK: ˈkwɒn.tɪ.faɪə(r)] [US: ˈkwɒn.tɪ.faɪər] | kwantorsubstantief |
stuffy [stuffier, stuffiest] (poorly ventilated) adjective [UK: ˈstʌ.fi] [US: ˈstʌ.fi] | bedomptbijvoeglijk naamwoord benauwdbijvoeglijk naamwoord mufbijvoeglijk naamwoord |