Angol-Holland szótár »

evil hollandul

AngolHolland
evil (intending to harm)
adjective
[UK: ˈiːv.l̩]
[US: ˈiːv.l̩]

boosbijvoeglijk naamwoord

boosaardigbijvoeglijk naamwoord

euvelbijvoeglijk naamwoord

kwaadbijvoeglijk naamwoord

kwaadaardigbijvoeglijk naamwoord

slechtbijvoeglijk naamwoord

evil [evils] (moral badness, wickedness)
noun
[UK: ˈiːv.l̩]
[US: ˈiːv.l̩]

euvelsubstantief
{n}

kwaadsubstantief
{n}

kwadesubstantief
{n}

slechtesubstantief
{n}

evil eye (wicked look)
noun
[UK: ˈiːv.l̩ aɪ]
[US: ˈiːv.l̩ ˈaɪ]

boze oogsubstantief
{n}

evil laugh (villain's signature laugh)
noun

demonische lachsubstantief
{m}

evildoer [evildoers] (person who performs evil acts)
noun
[UK: ˈiː.vəl.ˌduːə(r)]
[US: ˈiː.vəl.ˌduːər]

overtredersubstantief
{m}

slechteriksubstantief
{m}

evilness (of or relating to evil)
noun
[UK: ˈiːvlnəs ]
[US: ˈivəlnəs ]

kwaadaardigheidsubstantief
{f}

slechtheidsubstantief
{f}

axis of evil (states supposedly sponsoring terrorism and seeking weapons of mass destruction)
noun

as van het kwaadsubstantief

daredevil [daredevils] (person who engages in risky behavior)
noun
[UK: ˈdeə.dev.l̩]
[US: ˈder.ˌdev.l̩]

waaghalssubstantief
{m}

devil [devilled, devilling, devils] (annoy or bother)
verb
[UK: ˈdev.l̩]
[US: ˈdev.l̩]

beduvelenwerkwoord

pestenwerkwoord

plagenwerkwoord

devil [devils] (euphemistically, with an article: Hell (as an intensifier))
noun
[UK: ˈdev.l̩]
[US: ˈdev.l̩]

verduiveldsubstantief

devil [devils] (evil creature)
noun
[UK: ˈdev.l̩]
[US: ˈdev.l̩]

duivelsubstantief
{m}

devil [devilled, devilling, devils] (grill with cayenne pepper)
verb
[UK: ˈdev.l̩]
[US: ˈdev.l̩]

peperenwerkwoord

devil [devils] (person, especially a man; used to express a particular opinion of him)
noun
[UK: ˈdev.l̩]
[US: ˈdev.l̩]

duvelsubstantief
{m}

devil (the devil: the chief devil)
proper noun
[UK: ˈdev.l̩]
[US: ˈdev.l̩]

de duiveleigennam
{m}

devil [devils] (thing that is awkward or difficult to understand)
noun
[UK: ˈdev.l̩]
[US: ˈdev.l̩]

harde nootsubstantief
{f}

devil [devils] (wicked or naughty person)
noun
[UK: ˈdev.l̩]
[US: ˈdev.l̩]

deugnietsubstantief
{m}

devil is in the details (specific provisions of something may be complicated)
phrase

de duivel zit in de detailsphrase

devil's advocate (debater)
noun

advocaat van de duivelsubstantief

devil's beating his wife (interjection uttered when it rains while the sun is shining, see also: sunshower)
interjection

het is kermis in de helinterjection

devilish (extreme, excessive)
adjective
[UK: ˈde.və.lɪʃ]
[US: ˈde.vlɪʃ]

dekselsbijvoeglijk naamwoord

verduiveldbijvoeglijk naamwoord

devilish (resembling or characteristic of a devil)
adjective
[UK: ˈde.və.lɪʃ]
[US: ˈde.vlɪʃ]

diabolischbijvoeglijk naamwoord

duivelsbijvoeglijk naamwoord

satanischbijvoeglijk naamwoord

devilment (devilish action or conduct; an instance of this, see also: wickedness)
noun
[UK: ˈdevl.mənt]
[US: ˈdevl.mənt]

boosaardigheidsubstantief

duivelse streeksubstantief

dust devil (a swirling dust in the air)
noun
[UK: dʌst ˈdev.l̩]
[US: ˈdəst ˈdev.l̩]

stofduivelsubstantief
{m}

stofhoossubstantief
{f}

12