Angol-Holland szótár »

die hollandul

AngolHolland
die [dies] (cubical part of a pedestal)
noun
[UK: daɪ]
[US: ˈdaɪ]

plintsubstantief
{f}

voetsubstantief
{m}

die [dies] (device for cutting into a specified shape)
noun
[UK: daɪ]
[US: ˈdaɪ]

malsubstantief
{f}

matrijssubstantief
{f}

vormsubstantief
{f}

die [dies] (embossed device used in stamping)
noun
[UK: daɪ]
[US: ˈdaɪ]

stempelsubstantief
{m}

die [dies] (polyhedron used in games of chance)
noun
[UK: daɪ]
[US: ˈdaɪ]

dobbelsteensubstantief
{m}

rafelsteensubstantief
{m}

teerlingsubstantief
{m}

die [died, dying, dies] (to break down)
verb
[UK: daɪ]
[US: ˈdaɪ]

het laten afwetenwerkwoord

het opgevenwerkwoord

die [died, dying, dies] (to stop living)
verb
[UK: daɪ]
[US: ˈdaɪ]

doodgaanwerkwoord

overlijdenwerkwoord

stervenwerkwoord

dieldrin [dieldrin] (cyclodiene insecticide)
noun

dieldrinsubstantief

diencephalon [diencephalons] (region of the human brain)
noun
[UK: dˈiːnsɪfˌalən]
[US: dˈiːnsɪfˌælən]

tussenhersensubstantief

diesel [diesels] (fuel)
noun
[UK: ˈdiːz.l̩]
[US: ˈdiː.səl]

dieselsubstantief
{m}

diesel engine (type of engine)
noun
[UK: ˈdiːz.l̩ ˈen.dʒɪn]
[US: ˈdiː.səl ˈen.dʒən]

dieselmotorsubstantief

Dieselgate (Volkswagen emissions scandal)
proper noun

Dieselgateeigennam
{m}

diet [diets] (council of leaders)
noun
[UK: ˈdaɪət]
[US: ˈdaɪət]

parlementsubstantief
{n}

rijksdagsubstantief
{m}

diet [diets] (food a person or animal consumes)
noun
[UK: ˈdaɪət]
[US: ˈdaɪət]

dieetsubstantief
{n}

dietary (of, or relating to diet)
adjective
[UK: ˈdaɪə.tə.ri]
[US: ˈdaɪə.ˌte.ri]

diëtairbijvoeglijk naamwoord

dietary fibre (substances undigested when eaten by humans, and which therefore help the passage of food and waste through the alimentary tract)
noun

voedingsvezelsubstantief

dietary supplement (substance taken as a supplement to food to replace nutrients)
noun

voedingssupplementsubstantief
{n}

able-bodied ((Nautical))
adjective
[UK: ˌeɪbl.ˈbɒ.did]
[US: ˌeɪbl.ˈbɒ.did]

bevarenbijvoeglijk naamwoord

volslagenbijvoeglijk naamwoord

able-bodied (having a sound, strong body; physically competent; robust)
adjective
[UK: ˌeɪbl.ˈbɒ.did]
[US: ˌeɪbl.ˈbɒ.did]

lichamelijk geschiktbijvoeglijk naamwoord

robustbijvoeglijk naamwoord

validebijvoeglijk naamwoord

volwaardigbijvoeglijk naamwoord

able-bodied seaman (seaman who has been trained in certain skills)
noun

volmatroossubstantief
{m}

active ingredient [active ingredients] (component responsible of activity)
noun
[UK: ˈæk.tɪv ɪn.ˈɡriː.dɪənt]
[US: ˈæk.tɪv ɪŋ.ˈɡriː.diənt]

werkzame stofsubstantief
{f}

adieu [adieux] (a farewell)
noun
[UK: ə.ˈdjuː]
[US: ə.ˈduː]

adieusubstantief

American studies (an interdisciplinary field dealing with the study of the Americas, with a historical emphasis upon the United States)
noun

amerikanistieksubstantief
{f}

antibody [antibodies] (protein that binds to a specific antigen)
noun
[UK: ˈæn.ti.ˌbɒ.di]
[US: ˈæn.tə.ˌbɑː.di]

antilichaamsubstantief
{n}

apple brandy [apple brandies] (brandy made from apples)
noun
[UK: ˈæp.l̩ ˈbræn.di]
[US: ˈæp.l̩ ˈbræn.di]

appelbrandewijnsubstantief
{m}

calvadossubstantief
{m}

audience [audiences] (following)
noun
[UK: ˈɔː.diəns]
[US: ˈɑː.diəns]

gevolgsubstantief
{n}

audience [audiences] (formal meeting with a dignitary)
noun
[UK: ˈɔː.diəns]
[US: ˈɑː.diəns]

audiëntiesubstantief
{n}

12