Angol-Holland szótár »

deem hollandul

AngolHolland
deem [deemed, deeming, deems] (to have or hold as an opinion)
verb
[UK: diːm]
[US: ˈdiːm]

achtenwerkwoord

vindenwerkwoord

deem [deemed, deeming, deems] (to hold in belief or estimation)
verb
[UK: diːm]
[US: ˈdiːm]

beschouwenwerkwoord

irredeemable (not able to be restored)
adjective
[UK: ˌɪ.rɪ.ˈdiː.məb.l̩]
[US: ˌɪ.rɪ.ˈdiː.məb.l̩]

onherstelbaarbijvoeglijk naamwoord

redeem [redeemed, redeeming, redeems] (to convert into cash)
verb
[UK: rɪ.ˈdiːm]
[US: rə.ˈdiːm]

afbetalenwerkwoord

aflossenwerkwoord

genoegdoenwerkwoord

inlossenwerkwoord

omzettenwerkwoord

redeem [redeemed, redeeming, redeems] (to expiate, atone for)
verb
[UK: rɪ.ˈdiːm]
[US: rə.ˈdiːm]

uitboetenwerkwoord

redeem [redeemed, redeeming, redeems] (to liberate by payment of ransom)
verb
[UK: rɪ.ˈdiːm]
[US: rə.ˈdiːm]

vrijkopenwerkwoord

redeem [redeemed, redeeming, redeems] (to recover ownership of something by paying a sum)
verb
[UK: rɪ.ˈdiːm]
[US: rə.ˈdiːm]

terugkopenwerkwoord

redeem [redeemed, redeeming, redeems] (to repair, restore)
verb
[UK: rɪ.ˈdiːm]
[US: rə.ˈdiːm]

herstellenwerkwoord

redeem [redeemed, redeeming, redeems] (to save, rescue, recover)
verb
[UK: rɪ.ˈdiːm]
[US: rə.ˈdiːm]

reddenwerkwoord

verlossenwerkwoord

redeem [redeemed, redeeming, redeems] (to set free by force)
verb
[UK: rɪ.ˈdiːm]
[US: rə.ˈdiːm]

bevrijdenwerkwoord

redeemer [redeemers] (one who redeems)
noun
[UK: rɪ.ˈdiː.mə(r)]
[US: rə.ˈdiː.mər]

verlossersubstantief
{m}