Angol-Holland szótár »

bog hollandul

AngolHolland
bog [bogs] (expanse of marshland)
noun
[UK: bɒɡ]
[US: ˈbɑːɡ]

moer [moeren]substantief
{n}

moerassubstantief
{n}

zompsubstantief
{m}

bog body (human body naturally mummified in a peat bog)
noun

veenlijksubstantief
{n}

bog iron ore (deposit)
noun

ijzeroersubstantief
{n}

moerasertssubstantief
{n}

moerasijzersubstantief
{n}

oersubstantief
{n}

bog roll (toilet paper)
noun

toiletpapiersubstantief
{n}

bogeyman [bogeymen] (menacing, ghost-like monster in children's stories)
noun
[UK: ˈbəʊ.ɡɪ.mæn]
[US: ˈboʊ.ɡɪ.mæn]

bietebauwsubstantief
{m}

boemansubstantief
{m}

boggle [boggled, boggling, boggles] (to be bewildered, dumbfounded, or confused)
verb
[UK: ˈbɒɡ.l̩]
[US: ˈbɑːɡ.l̩]

in de war zijnwerkwoord

verbijsterd zijnwerkwoord

boggle [boggled, boggling, boggles] (to confuse or mystify; overwhelm)
verb
[UK: ˈbɒɡ.l̩]
[US: ˈbɑːɡ.l̩]

overdonderenwerkwoord

verwarrenwerkwoord

bogie [bogies] (structure with axles and wheels under a locomotive, railcar, or semi)
noun
[UK: ˈbəʊ.ɡi]
[US: ˈboʊ.ɡi]

draaistelsubstantief
{n}

Bogor (city in Indonesia)
proper noun
[UK: ˈboˌɡɔː]
[US: ˈboˌɡɔːr]

Bogoreigennam

Buitenzorgeigennam

Bogotan (of Bogota)
adjective

Bogotaansbijvoeglijk naamwoord

Bogotan (someone from Bogota)
noun

Bogotaansubstantief
{m}

Bogotaansesubstantief
{f}

Bogotá (capital city of Colombia)
proper noun

Bogotaeigennam
{n}

bogue [bogues] (Boops boops)
noun
[UK: ˈboɡ]
[US: ˈboɡ]

bokvissubstantief
{m}

bogus (counterfeit or fake; not genuine)
adjective
[UK: ˈbəʊ.ɡəs]
[US: ˈboʊ.ɡəs]

vervalstbijvoeglijk naamwoord

mind-boggling (that causes the mind to boggle)
adjective
[UK: ˈmaɪnd bɒɡ.l̩.ɪŋ]
[US: ˈmaɪnd bɒɡ.l̩.ɪŋ]

verbijsterendbijvoeglijk naamwoord

raised bog noun

hoogveensubstantief