Angol-Holland szótár »

base hollandul

AngolHolland
base [bases] (baseball: one of the three places that a runner can stand in safety)
noun
[UK: beɪs]
[US: ˈbeɪs]

honksubstantief
{n}

base [bases] (chemical compound that will neutralize an acid)
noun
[UK: beɪs]
[US: ˈbeɪs]

basesubstantief
{f}

base [based, basing, bases] (have as its foundation or starting point)
verb
[UK: beɪs]
[US: ˈbeɪs]

baserenwerkwoord

zich baseren opwerkwoord

base [bases] (headquarters)
noun
[UK: beɪs]
[US: ˈbeɪs]

hoofdkwartiersubstantief
{n}

base [bases] (heraldic charge: lowest third of a shield or escutcheon)
noun
[UK: beɪs]
[US: ˈbeɪs]

schildvoetsubstantief
{m}

base [bases] (permanent structure for housing military)
noun
[UK: beɪs]
[US: ˈbeɪs]

kazernesubstantief
{f}

base [bases] (something from which other things extend)
noun
[UK: beɪs]
[US: ˈbeɪs]

basissubstantief
{f}

base [bases] (starting point of thought)
noun
[UK: beɪs]
[US: ˈbeɪs]

vertrekpuntsubstantief
{n}

base class noun

basisklassesubstantief
{f}

baseball [baseballs] (ball game)
noun
[UK: ˈbeɪs.bɔːl]
[US: ˈbeɪs.bɒl]

honkbal [honkballen]substantief
{n}

baseball bat (device which is swung to try to make contact with baseballs)
noun
[UK: ˈbeɪs.bɔːl bæt]
[US: ˈbeɪs.bɒl ˈbæt]

honkbalknuppelsubstantief
{m}

baseball cap (cap)
noun
[UK: ˈbeɪs.bɔːl kæp]
[US: ˈbeɪs.bɒl ˈkæp]

baseballcapsubstantief
{m}

honkbalpetsubstantief
{m}

baseball field (a playing field on which the game of baseball is played)
noun

honkbalveldsubstantief
{n}

baseball player (a person who plays baseball)
noun
[UK: ˈbeɪs.bɔːl ˈpleɪ.ə(r)]
[US: ˈbeɪs.bɒl ˈpleɪ.r̩]

honkballersubstantief
{m}

honkbalspelersubstantief
{m}

honkbalstersubstantief
{f}

based (founded on)
adjective
[UK: beɪst]
[US: ˈbeɪst]

gebaseerdbijvoeglijk naamwoord

onderbouwdbijvoeglijk naamwoord

Basel (city in Switzerland)
proper noun
[UK: ˈbɑːz.l̩]
[US: ˈbɑːz.l̩]

Bazeleigennam
{n}

basement [basements] (floor below ground level)
noun
[UK: ˈbeɪ.smənt]
[US: ˈbeɪ.smənt]

keldersubstantief
{m}

baseness (the state of being vile)
noun
[UK: ˈbeɪsnəs ]
[US: ˈbeɪsnəs ]

laaghartigheidsubstantief
{f}

basis [bases] (starting point for an argument)
noun
[UK: ˈbeɪ.sɪs]
[US: ˈbeɪ.ˌsɪs]

basissubstantief
{f}

abase [abased, abasing, abases] (to lower physically)
verb
[UK: ə.ˈbeɪs]
[US: ə.ˈbeɪs]

neerhalenwerkwoord

strijkenwerkwoord

abase [abased, abasing, abases] (to lower so as to cause pain or hurt feelings)
verb
[UK: ə.ˈbeɪs]
[US: ə.ˈbeɪs]

kleinerenwerkwoord

vernederenwerkwoord

abased (humbled)
adjective
[UK: ə.ˈbeɪst]
[US: ə.ˈbeɪst]

gekleineerdbijvoeglijk naamwoord

verlaagdbijvoeglijk naamwoord

vernederdbijvoeglijk naamwoord

abasement (the act of abasing)
noun
[UK: ə.ˈbeɪ.smənt]
[US: ə.ˈbeɪ.smənt]

kleineringsubstantief
{m}

vernederingsubstantief

air base (military airport)
noun

vliegbasissubstantief
{f}

vliegkampsubstantief
{m}

database [databases] (collection of information)
noun
[UK: ˈdeɪt.ə.beɪs]
[US: ˈdeɪt.ə.beɪs]

databanksubstantief
{f}

databasesubstantief
{f}

self-abasement noun
[UK: self ə.ˈbeɪ.smənt]
[US: ˈself ə.ˈbeɪ.smənt]

zelfvernederingsubstantief
{f}