Angol-Holland szótár »

ail hollandul

AngolHolland
bewail [bewailed, bewailing, bewails] (to wail over)
verb
[UK: bɪ.ˈweɪl]
[US: bi.ˈweɪl]

betreurenwerkwoord

black-tailed godwit [black-tailed godwits] (Limosa limosa)
noun
[UK: blæk teɪld godwit ]
[US: blæk teɪld godwit ]

gruttosubstantief
{m}

blackmail (extortion of money by threats of public accusation, exposure, or censure)
noun
[UK: ˈblæk.meɪl]
[US: ˈblæk.ˌmel]

afpersingsubstantief
{f}

blackmail [blackmailed, blackmailing, blackmails] (to extort money)
verb
[UK: ˈblæk.meɪl]
[US: ˈblæk.ˌmel]

chanterenwerkwoord

buttonquail (bird of the genus Turnix)
noun

vechtkwartelsubstantief
{m}

California quail (quail)
noun

californische kuifkwartelsubstantief

cape wagtail (Motacilla capensis)
noun

kaapse kwikstaartsubstantief
{m}

capercaillie [capercaillies] (bird of the genus Tetrao)
noun
[UK: kˈapəkˌeɪli]
[US: kˈæpɚkˌeɪli]

auerhoensubstantief
{n}

cat-o'-nine-tails (nine-corded whip)
noun
[UK: ˌkæt ə ˈnaɪn teɪlz]
[US: ˌkæt ə ˈnaɪn teɪlz]

kat met negen staartensubstantief
{m}

cattail [cattails] (any of several perennial herbs of the genus Typha)
noun
[UK: kˈateɪl]
[US: kˈæɾeɪl]

koddesubstantief
{f}

lisdoddesubstantief
{f}

chain mail [chain mails] (a flexible defensive armor)
noun
[UK: tʃeɪn meɪl]
[US: ˈtʃeɪn ˈmeɪl]

maliënkoldersubstantief
{m}

citrine wagtail (Motacilla citreola)
noun

citroenkwikstaartsubstantief
{m}

cocktail [cocktails] (alcoholic beverage)
noun
[UK: ˈkɒk.teɪl]
[US: ˈkɑːk.ˌtel]

cocktailsubstantief
{m}

cocktail sauce (sauce)
noun

cocktailsaussubstantief
{f}

contact details (information on how to contact a person)
noun

contactgegevenssubstantief
{n}

cottontail (type of rabbit)
noun
[UK: ˈkɒtn.teɪl]
[US: ˈkɒtn.teɪl]

Floridakonijnsubstantief
{n}

curtail [curtailed, curtailing, curtails] (cut short an animal's tail)
verb
[UK: kɜː.ˈteɪl]
[US: kər.ˈteɪl]

beknottenwerkwoord

bekortenwerkwoord

inkortenwerkwoord

knottenwerkwoord

kortwiekenwerkwoord

verkortenwerkwoord

curtail [curtailed, curtailing, curtails] (limit or restrict)
verb
[UK: kɜː.ˈteɪl]
[US: kər.ˈteɪl]

beperkenwerkwoord

kort houdenwerkwoord

daily [dailies] (newspaper)
noun
[UK: ˈdeɪ.li]
[US: ˈdeɪ.li]

dagbladsubstantief
{n}

daily (every day)
adverb
[UK: ˈdeɪ.li]
[US: ˈdeɪ.li]

dagelijksbijwoord

daily (that occurs every day)
adjective
[UK: ˈdeɪ.li]
[US: ˈdeɪ.li]

dagelijksbijvoeglijk naamwoord

dam failure noun
[UK: dæm ˈfeɪ.ljə(r)]
[US: ˈdæm ˈfeɪ.ljər]

damdoorbraaksubstantief
{f}

derail [derailed, derailing, derails] (to come off the tracks)
verb
[UK: dɪ.ˈreɪl]
[US: dɪ.ˈreɪl]

ontsporenwerkwoord

derailleur (mechanism)
noun

derailleursubstantief
{m}

derailment [derailments] (action of a locomotive or train leaving the rails along which it runs)
noun
[UK: dɪ.ˈreɪl.mənt]
[US: dɪ.ˈreɪl.mənt]

ontsporingsubstantief

detail [details] (military: temporary unit)
noun
[UK: ˈdiː.teɪl]
[US: də.ˈteɪl]

detachementsubstantief
{n}

detail [details] (part small enough to escape casual notice)
noun
[UK: ˈdiː.teɪl]
[US: də.ˈteɪl]

detailsubstantief
{n}

kleinigheidsubstantief
{f}

detail [details] (plural: personal information)
noun
[UK: ˈdiː.teɪl]
[US: də.ˈteɪl]

persoonsgegevenssubstantief
{n-Pl}

detail [detailed, detailing, details] (to explain in detail)
verb
[UK: ˈdiː.teɪl]
[US: də.ˈteɪl]

detaillerenwerkwoord

gedetailleerd beschrijvenwerkwoord

gedetailleerd uitleggenwerkwoord

detail [detailed, detailing, details] (US: to clean carefully (particularly a car))
verb
[UK: ˈdiː.teɪl]
[US: də.ˈteɪl]

uitgebreid schoonmakenwerkwoord

123