Angol-Holland szótár »

addled hollandul

AngolHolland
addled (rotten (of eggs))
adjective
[UK: ˈæd.l̩d]
[US: ˈæd.l̩d]

rotbijvoeglijk naamwoord

paddle [paddled, paddling, paddles] (to propel something through water with a paddle, hands or similar instrument)
verb
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

peddelenwerkwoord

roeienwerkwoord

paddle [paddled, paddling, paddles] (to walk or dabble playfully in shallow water)
verb
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

pootjebadenwerkwoord

saddle [saddled, saddling, saddles] ((transitive) to put a saddle on (an animal))
verb
[UK: ˈsæd.l̩]
[US: ˈsæd.l̩]

zadelenwerkwoord

saddle [saddled, saddling, saddles] (to burden or encumber (someone) with some duty or responsibility)
verb
[UK: ˈsæd.l̩]
[US: ˈsæd.l̩]

opschepenwerkwoord

opschepen; opzadelenwerkwoord

opzadelenwerkwoord

skedaddle [skedaddled, skedaddling, skedaddles] (move or run away quickly)
verb
[UK: skɪ.ˈdæd.l̩]
[US: skɪ.ˈdæd.l̩]

het op een lopen zettenwerkwoord

vluchtenwerkwoord

wegstuivenwerkwoord

straddle [straddled, straddling, straddles] (to fire shots in front and behind of a target)
verb
[UK: ˈstræd.l̩]
[US: ˈstræd.l̩]

voor en achter een doel schietenwerkwoord

straddle [straddled, straddling, straddles] (to form a disorderly sprawl)
verb
[UK: ˈstræd.l̩]
[US: ˈstræd.l̩]

zich vrijblijvend opstellenwerkwoord

straddle [straddled, straddling, straddles] (to sit or stand with a leg on each side of something)
verb
[UK: ˈstræd.l̩]
[US: ˈstræd.l̩]

schrijlings zitten opwerkwoord

swaddle [swaddled, swaddling, swaddles] (to bind a baby)
verb
[UK: ˈswɒd.l̩]
[US: ˈswɒd.l̩]

bakerenwerkwoord

inbakerenwerkwoord

inwikkelenwerkwoord

wikkelenwerkwoord

waddle [waddled, waddling, waddles] (To walk with short steps, tilting the body from side to side)
verb
[UK: ˈwɒd.l̩]
[US: ˈwɑːd.l̩]

waggelenwerkwoord