Angol-Holland szótár »

add hollandul

AngolHolland
daddy [daddies] (father)
noun
[UK: ˈdæ.di]
[US: ˈdæ.di]

pappiesubstantief
{m}

vakesubstantief
{m}

death adder [death adders] (Acanthophis)
noun
[UK: deθ ˈæ.də(r)]
[US: ˈdeθ ˈæ.dər]

doodsadderssubstantief

drug addict [drug addicts] (person with a chemical or psychological dependency on drugs)
noun
[UK: ˈdrʌɡ ˈæ.dɪkt]
[US: ˈdrʌɡ ə.ˈdɪkt]

drugsverslaafdesubstantief
{m} {f}

drugverslaafdesubstantief
{m} {f}

e-mail address (unique identifier)
noun
[UK: iː meɪl ə.ˈdres]
[US: ˈiː ˈmeɪl ˈæ.ˌdres]

e-mailadressubstantief
{n}

gall bladder (pear-shaped organ that stores bile)
noun
[UK: ɡɔːl ˈblæ.də(r)]
[US: ˈɡɒl ˈblæ.dər]

galblaassubstantief
{f}

glad [gladder, gladdest] (pleased, happy, satisfied)
adjective
[UK: ɡlæd]
[US: ˈɡlæd]

blijbijvoeglijk naamwoord

verheugdbijvoeglijk naamwoord

granddaddy (grandfather)
noun
[UK: ˈɡræn.ˌdæ.di]
[US: ˈɡræn.ˌdæ.di]

bompasubstantief

opasubstantief

haddock [haddocks] (marine fish)
noun
[UK: ˈhæ.dək]
[US: ˈhæ.dək]

schelvissubstantief
{m}

harness saddle (part of a harness which supports the weight of poles or shafts attaching a vehicle to a horse or other animal)
noun

opzadelensubstantief

zadelensubstantief

Internet address (Any address used to identify a place or resource on the Internet)
noun
[UK: ˈɪn.tə.net ə.ˈdres]
[US: ˈɪn.tər.ˌnet ˈæ.ˌdres]

internetadressubstantief
{n}

IP address (number assigned to each computer's network interface)
noun
[UK: ˈɪp ə.ˈdres]
[US: ˈɪp ˈæ.ˌdres]

IP-adressubstantief
{n}

Irrawaddy (river that flows through Burma)
proper noun

Irrawaddyeigennam

Jacob's ladder [Jacob's ladders] (flowering plant)
noun
[UK: ˈdʒeɪk.əbz.ˈlæ.də]
[US: ˈdʒeɪk.əbz.ˈlæ.də]

jakobsladdersubstantief
{f}

kaddish (Jewish prayer of praise to God)
noun
[UK: kˈadɪʃ]
[US: kˈædɪʃ]

kaddisjsubstantief
{m} {f}

ladder [ladders] (climbing tool)
noun
[UK: ˈlæ.də(r)]
[US: ˈlæ.dər]

laddersubstantief
{f}

ladder snake (Rhinechis scalaris)
noun

trapslangsubstantief

madder [madders] (plant)
noun
[UK: ˈmæ.də(r)]
[US: ˈmæ.dər]

meekrapsubstantief
{f}

mad [madder, maddest] (angry)
adjective
[UK: mæd]
[US: ˈmæd]

boosbijvoeglijk naamwoord

kwaadbijvoeglijk naamwoord

mad [madder, maddest] (insane (adj.))
adjective
[UK: mæd]
[US: ˈmæd]

gekbijvoeglijk naamwoord

waanzinnigbijvoeglijk naamwoord

zotbijvoeglijk naamwoord

padded envelope (a thick envelope)
noun
[UK: ˈpæ.dɪd ˈen.və.ləʊp]
[US: ˈpæ.dəd ˈen.vəloʊp]

jiffybag [jiffybags]substantief

paddy [paddies] (wet land where rice grows)
noun
[UK: ˈpæ.di]
[US: ˈpæ.di]

rijstveldsubstantief
{n}

padding (soft filling material)
noun
[UK: ˈpæd.ɪŋ]
[US: ˈpæd.ɪŋ]

vullingsubstantief

paddle [paddles] (meandering walk or dabble through shallow water)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

pootjebadensubstantief
{n}

paddle [paddles] (paddlewheel)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

schepradsubstantief
{n}

waterradsubstantief
{n}

paddle [paddles] (slat of a paddleboat's wheel)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

schoepsubstantief
{m} {f}

paddle [paddles] (time spent on paddling)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

gepeddelsubstantief
{n}

paddle [paddled, paddling, paddles] (to propel something through water with a paddle, hands or similar instrument)
verb
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

peddelenwerkwoord

roeienwerkwoord

paddle [paddled, paddling, paddles] (to walk or dabble playfully in shallow water)
verb
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

pootjebadenwerkwoord

paddle [paddles] (two-handed, single-bladed oar)
noun
[UK: ˈpæd.l̩]
[US: ˈpæd.l̩]

paddelsubstantief
{m}

pagaaisubstantief
{m}

123