Angol-Holland szótár »

a.m. hollandul

AngolHolland
amber (colour)
noun
[UK: ˈæm.bə(r)]
[US: ˈæm.bər]

ambersubstantief
{n}

barnsteengeelsubstantief
{n}

barnsteenkleursubstantief
{f}

Amber (female given name)
proper noun
[UK: ˈæm.bə(r)]
[US: ˈæm.bər]

Ambereigennam

amber (fossil resin)
noun
[UK: ˈæm.bə(r)]
[US: ˈæm.bər]

barnsteensubstantief
{m} {n}

amber (of a brownish yellow colour)
adjective
[UK: ˈæm.bə(r)]
[US: ˈæm.bər]

amberkleurigbijvoeglijk naamwoord

amberkleurigebijvoeglijk naamwoord

amber (traffic light colour)
noun
[UK: ˈæm.bə(r)]
[US: ˈæm.bər]

oranjesubstantief
{n}

amber seed noun

amberzaadsubstantief
{n}

bisamkorrelsubstantief
{m}

muskuszaadsubstantief
{n}

ambergris (waxy substance produced by sperm whales)
noun
[UK: ˈæm.bə.ɡriːs]
[US: ˈæm.bər.ˌɡrɪs]

ambersubstantief

ambiance [ambiances] (particular mood or atmosphere of an environment)
noun
[UK: ˈæm.biəns]
[US: ˈæm.biəns]

sfeersubstantief
{m} {f}

ambigram (design that reads as the same word or phrase in two different orientations)
noun

ambigramsubstantief

ambiguity [ambiguities] (something liable to more than one interpretation)
noun
[UK: ˌæm.bɪ.ˈɡjuːə.ti]
[US: ˌæm.bɪ.ˈɡjuːə.ti]

ambiguïteitsubstantief
{f}

dubbelzinnigheidsubstantief
{f}

ambiguous (open to multiple interpretations)
adjective
[UK: æm.ˈbɪ.ɡjuəs]
[US: æm.ˈbɪ.ɡjuːəs]

ambigubijvoeglijk naamwoord

dubbelzinnigbijvoeglijk naamwoord

meerduidigbijvoeglijk naamwoord

ambiguous (vague and unclear)
adjective
[UK: æm.ˈbɪ.ɡjuəs]
[US: æm.ˈbɪ.ɡjuːəs]

onduidelijkbijvoeglijk naamwoord

vaagbijvoeglijk naamwoord

ambition [ambitions] (desire)
noun
[UK: æm.ˈbɪʃ.n̩]
[US: æm.ˈbɪʃ.n̩]

ambitiesubstantief
{f}

eerzuchtsubstantief
{m} {f}

ambitious (possessing, or controlled by, ambition)
adjective
[UK: æm.ˈbɪ.ʃəs]
[US: æm.ˈbɪ.ʃəs]

ambitieusbijvoeglijk naamwoord

eerzuchtigbijvoeglijk naamwoord

ambivalence (coexistence of opposing attitudes)
noun
[UK: æm.ˈbɪ.və.ləns]
[US: æm.ˈbɪ.və.ləns]

ambivalentiesubstantief

ambivalent (experiencing or expressing opposing feelings)
adjective
[UK: æm.ˈbɪ.və.lənt]
[US: æm.ˈbɪ.və.lənt]

ambivalentbijvoeglijk naamwoord

ambivalentebijvoeglijk naamwoord

amble [ambled, ambling, ambles] (to stroll or walk slowly and leisurely)
verb
[UK: ˈæm.bl̩]
[US: ˈæm.bl̩]

slenterenwerkwoord

Ambonese Malay (the language)
proper noun

Amboneeseigennam
{n}

Ambonees Maleiseigennam
{n}

Ambrose (male given name)
proper noun
[UK: ˈæmˌbroz]
[US: ˈæmˌbroz]

Ambrosiuseigennam
{m}

ambrosia (food of gods or delicious foods)
noun
[UK: æm.ˈbrəʊ.ziə]
[US: æmˈbro.ʊ.ziə]

ambrozijnsubstantief

godenbroodsubstantief
{n}

ambulance [ambulances] (emergency vehicle)
noun
[UK: ˈæm.bjə.ləns]
[US: ˈæm.bjə.ləns]

ambulancesubstantief
{m}

ziekenautosubstantief
{m}

ziekenwagensubstantief
{m}

ambulatory [ambulatories] noun
[UK: ˌæm.bju.ˈleɪ.tə.ri]
[US: ˈæm.bjə.lə.ˌtɔː.ri]

ambulantesubstantief

ambulatory (of, relating to, or adapted to walking)
adjective
[UK: ˌæm.bju.ˈleɪ.tə.ri]
[US: ˈæm.bjə.lə.ˌtɔː.ri]

ambulantbijvoeglijk naamwoord

ambush [ambushes] (attack)
noun
[UK: ˈæm.bʊʃ]
[US: ˈæm.ˌbʊʃ]

hinderlaagsubstantief
{f}

123