Nederlands | Engels |
---|---|
zijn hoed opeten werkwoord | eat one's hat(to express disbelief about a proposition) |
zijn hoofd boven water houden werkwoord | keep one's head above water(survive) |
zijn kaarten op tafel leggen werkwoord | put one's cards on the table(to reveal one's true intentions) |
zijn mond houden werkwoord | clam up(become silent) |
zijn mond voorbij praten werkwoord | talk out of turn(speak when not allowed to) |
zijn ongenoegen uiten werkwoord | resent [resented, resenting, resents](to express displeasure or indignation at) |
zijn opwachting maken werkwoord | appear [appeared, appearing, appears](to come before the public) |
zijn oren geloven werkwoord | believe one's ears(to believe that something which one hears is truly the case) |
zijn plicht ontlopen werkwoord | shirk [shirked, shirking, shirks](avoid a duty) |
zijn standpunt totaal wijzigen werkwoord | about-face(to change opinion or attitude) |
zijn steentje bijdragen werkwoord | do one's bit(to make an individual contribution toward an overall effort) |
zijn tijd ver vooruit preposition | ahead of one's time(in advance of commonly accepted ideas) |
zijn tijd vooruit preposition | ahead of one's time(in advance of commonly accepted ideas) |
zijn verdiende loon werkwoord | serve someone right(happen to someone who deserves it) |
zijn verstand verliezen werkwoord | lose one's mind(to become insane) |
zijn vruchten afwerpen werkwoord | bear fruit(succeed in some task) |
zijn wonden likken werkwoord | lick one's wounds(withdraw temporarily while recovering from a defeat) |
zijn woorden innemen werkwoord | eat one's words(regret something said) |
zijn woorden terugnemen werkwoord | eat one's words(regret something said) |
zijn/haar hart luchten werkwoord | vent one's spleen(to openly express pent-up anger) |
Zijne Koninklijke Hoogheid pronoun | His Royal Highness(royal title) |
Zijne Majesteit pronoun | His Majesty(title of respect used when referring to a king) |
zijrivier substantief {m} {f} | tributary [tributaries](stream which flows into a larger one) |
zijspan substantief {m} {n} | sidecar(one-wheeled attachment to a motorcycle) |
zijspanwagen substantief {m} | sidecar(one-wheeled attachment to a motorcycle) |
zijt werkwoord | are(second-person singular (informal) simple present indicative form of be) |
zijwaarts bijvoeglijk naamwoord | sideward(toward a side) |
zijwaarts bijwoord | sideways(with a side to the front) |
zijwaartse blik substantief {m} | cast [casts](squint) |
zijzelf pronoun | herself((as intensifier) she) |
; We sat on the bench asking ourselves if the bus would be too late this time. - We zaten op de bank ons afvragend of de bus deze keer te laat zou zijn. werkwoord | would(indicating a possible (but not definite) future action or state) |
aan de zijde van preposition | alongside(together with or at the same time) |
aan zijn lot overlaten werkwoord | leave someone to their own devices(to leave alone, unsupervised, without assistance) |
aanbodzijde substantief {f} | supply side(side where the supply comes from) |
aantrekkelijk zijn werkwoord | appeal [appealed, appealing, appeals](to be attractive) |
aanvallen; eraan zijn werkwoord | do [did, done, doing, does]verb |
aanvalszijde substantief {f} | attack [attacks](cricket: bowlers of a cricket side) |
aanwezig zijn werkwoord | attend [attended, attending, attends](to be present at) |
achterzijde substantief {f} {m} | behind [behinds](rear, back-end) |
afgunstig zijn werkwoord | envy [envied, envying, envies](to feel displeasure towards (someone) because of their good fortune, possessions) |