Nederlands-Engels woordenboek »

wel betekenis in Engels

NederlandsEngels
onvrouwelijk bijvoeglijk naamwoord

unfeminineadjective
[UK: ˌʌnˈfɛmɪnɪn ] [US: ʌnˈfɛmənən ]

onvrouwelijkheid substantief
{f}

unwomanliness(being unwomanly)
noun

onwel bijvoeglijk naamwoord

unwell(not well)
adjective
[UK: ʌn.ˈwel] [US: ʌn.ˈwel]

onwelriekend bijvoeglijk naamwoord

malodorous(having a bad odor)
adjective
[UK: ˌmæl.ˈəʊ.də.rəs] [US: ˌmælˈo.ʊ.də.rəs]

op afschuwelijke wijze bijwoord

abominably(in an abominable manner)
adverb
[UK: ə.ˈbɒ.mɪ.nə.bli] [US: ə.ˈbɒ.mɪ.nə.bli]

opwellen werkwoord

well [welled, welling, wells](to issue forth)
verb
[UK: wel] [US: ˈwel]

well up(to flow upwards or outwards)
verb
[UK: wel ʌp] [US: ˈwel ʌp]

opwelling substantief
{f}

flurry [flurries](sudden activity)
noun
[UK: ˈflʌ.ri] [US: ˈflɜː.ri]

spurt [spurts](brief gush)
noun
[UK: spɜːt] [US: ˈspɝːt]

opzwellen werkwoord

puff up(to swell due to injury)
verb
[UK: pʌf ʌp] [US: ˈpəf ʌp]

swell [swelled, swollen, swelling, swells](intransitive: to become bigger, especially due to being engorged)
verb
[UK: swel] [US: ˈswel]

Orwelliaans bijvoeglijk naamwoord

Orwellian(of or relating to Orwell, especially his dystopian novels)
adjective
[UK: ˌɔˈrwe.liən] [US: ˌɔˈrwe.liən]

orwelliaans bijvoeglijk naamwoord

Orwellian(of or relating to Orwell, especially his dystopian novels)
adjective
[UK: ˌɔˈrwe.liən] [US: ˌɔˈrwe.liən]

overweldigen werkwoord

crush [crushed, crushing, crushes](to overcome completely)
verb
[UK: krʌʃ] [US: ˈkrəʃ]

daunt [daunted, daunting, daunts](to overwhelm)
verb
[UK: dɔːnt] [US: ˈdɒnt]

drown [drowned, drowning, drowns](to overpower)
verb
[UK: draʊn] [US: ˈdraʊn]

engulf [engulfed, engulfing, engulfs](overwhelm)
verb
[UK: ɪn.ˈɡʌlf] [US: en.ˈɡʌlf]

force [forced, forcing, forces](to compel someone to do something)
verb
[UK: fɔːs] [US: ˈfɔːrs]

overpower [overpowered, overpowering, overpowers](subdue someone by superior force)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈpaʊə(r)] [US: ˌoʊv.ə.ˈpaʊə(r)]

overwhelm [overwhelmed, overwhelming, overwhelms](to overpower, crush)
verb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈwelm] [US: ˌoʊv.ə.ˈwelm]

overweldigend bijvoeglijk naamwoord

daunting(intimidatingly impressive, see also: awe-inspiring; overwhelming)
adjective
[UK: ˈdɔːnt.ɪŋ] [US: ˈdɒnt.ɪŋ]

overwhelming(overpowering)
adjective
[UK: ˌəʊv.ə.ˈwelm.ɪŋ] [US: ˌoʊv.ə.ˈwelm.ɪŋ]

stupendous(astonishingly great or large)
adjective
[UK: stjuː.ˈpen.dəs] [US: stuː.ˈpen.dəs]

overweldiging substantief

usurpation(wrongful seizure)
noun
[UK: ˌjuː.zɜː.ˈpeɪʃ.n̩] [US: ˌjuː.sər.ˈpeɪʃ.n̩]

schijnhuwelijk substantief
{n}

sham marriage(fake marriage)
noun

sekwel substantief

sequela [sequelas](a disease or condition which is caused by an earlier disease or problem)
noun
[UK: sɪ.ˈkwiː.lə] [US: sɪ.ˈkwiː.lə]

slaapwel interjection

sleep tight(good night)
interjection

slaapwel phrase

good night(a farewell)
phrase
[UK: ɡʊd naɪt] [US: ˈɡʊd ˈnaɪt]

ten huwelijk vragen werkwoord

propose [proposed, proposing, proposes](to ask for one's hand in marriage)
verb
[UK: prə.ˈpəʊz] [US: prəˈpoʊz]

tongewelf substantief
{n}

barrel vault(architecture)
noun

trouweloze substantief
{c}

traitor [traitors](a betrayer)
noun
[UK: ˈtreɪ.tə(r)] [US: ˈtreɪ.tər]

uithuwelijken werkwoord

marry off(successfully arrange the marriage of someone)
verb
[UK: ˈmæ.ri ɒf] [US: ˈme.ri ˈɒf]

pop the questionverb
[UK: pɒp ðə ˈkwes.tʃən] [US: ˈpɑːp ðə ˈkwes.tʃən]

vaarwel interjection

farewell(Goodbye, see also: goodbye)
interjection
[UK: ˌfeə.ˈwel] [US: ˌfeˈr.wel]

vaarwel bijvoeglijk naamwoord

farewell(parting, valedictory, final)
adjective
[UK: ˌfeə.ˈwel] [US: ˌfeˈr.wel]

vaarwel phrase

goodbye, cruel world(exclamation prior to suicide)
phrase

vaarwel substantief
{n}

farewell [farewells](a wish of happiness at parting)
noun
[UK: ˌfeə.ˈwel] [US: ˌfeˈr.wel]

vaarwel zeggen werkwoord

say goodbye(wish someone farewell upon their leaving)
verb
[UK: ˈseɪ ˌɡʊd.ˈbaɪ] [US: ˈseɪ ˌɡʊd.ˈbaɪ]

vaker wel dan niet bijwoord

more often than not(more likely to be the case than not)
adverb
[UK: mɔː(r) ˈɒf.n̩ ðæn nɒt] [US: ˈmɔːr ˈɔːf.n̩ ˈðæn ˈnɑːt]

veilig en wel bijvoeglijk naamwoord

safe and sound(having come to no harm)
adjective
[UK: seɪf ənd ˈsaʊnd] [US: ˈseɪf ænd ˈsaʊnd]

5678

Zoek geschiedenis