Nederlands-Duits woordenboek »

aal betekenis in Duits

NederlandsDuits
dwaallicht o

das Irrlicht [die Irrlichter]Substantiv

eenfeestmaalhouden werkwoord

schmausen [schmauste; hat geschmaust]Verb

eenmaal bijwoord

ehemalsAdverb

einmal

einstAdverb

einstens

einstmals

irgendwannAdverb

je

jemalsAdverb

eetzaal m

der Speisesaal [des Speisesaales, des Speisesaals; die Speisesäle]Substantiv

eetzaal o

das Speisezimmer [des Speisezimmers; die Speisezimmer]Substantiv

egaal bijvoeglijk naamwoord

egal [egaler; am egalsten]Adjektiv

egaal bijwoord

gleichAdverb

Engelsetaal

englische Sprache

Engelsetaal o

das Englisch [des Englisch(s); —]Substantiv

etsnaald m

der Griffel [des Griffels; die Griffel]Substantiv

fataal bijvoeglijk naamwoord

fatal [fataler; am fatalsten]Adjektiv

verderblich [verderblicher; am verderblichsten]Adjektiv

verhängnisvollAdjektiv

feestmaal substantief

die Zeche [der Zeche; die Zechen]Substantiv

feestmaal o

das Bankett [des Banketts, des Bankettes; die Bankette]Substantiv

das Festessen [des Festessens; die Festessen]Substantiv

das Gastmahl [des Gastmahls, des Gastmahles; die Gastmähler, die Gastmahle]Substantiv

Gelag

filiaal substantief

die Filiale [der Filiale; die Filialen]Substantiv

die Zweigniederlassung [der Zweigniederlassung; die Zweigniederlassungen]Substantiv

filiaal o

das NebengeschäftSubstantiv

finaal bijvoeglijk naamwoord

entschieden [entschiedener; am entschiedensten]Adjektiv

gar [garer; am garsten]Adjektiv

finaal bijwoord

ganzAdverb

gänzlichAdverb

fiscaal bijvoeglijk naamwoord

fiskalisch [fiskalischer; am fiskalischsten]Adjektiv

foedraal m

der Behälter [des Behälters; die Behälter]Substantiv

der Krug [des Krug(e)s; die Krüge]Substantiv

foedraal o

das Besteck [des Besteck(e)s; die Bestecke]Substantiv

das Etui [des Etuis; die Etuis]Substantiv

das Gehäuse [des Gehäuses; die Gehäuse]Substantiv

Fransetaal

französische Sprache

Fransetaal o

das Französisch [des (des) Französischs, des Französischen; —]Substantiv

1234

Zoek geschiedenis