Nederlands-Duits woordenboek »

aal betekenis in Duits

NederlandsDuits
aal m

der Aal [des Aal(e)s; die Aale]Substantiv

aalbes substantief

die Johannisbeere [der Johannisbeere; die Johannisbeeren]Substantiv

aalbes m

der JohannisbeerstrauchSubstantiv

aalbesseboom m

der JohannisbeerstrauchSubstantiv

aalbesseboompje m

der JohannisbeerstrauchSubstantiv

aalbessestruik m

der JohannisbeerstrauchSubstantiv

aalkwab substantief

die Aalmutter [der Aalmutter; die Aalmuttern]Substantiv

aalkwabbe substantief

die Aalmutter [der Aalmutter; die Aalmuttern]Substantiv

aalmoes o

das Almosen [des Almosens; die Almosen]Substantiv

aalpuit substantief

die Aalmutter [der Aalmutter; die Aalmuttern]Substantiv

aalwaardig bijvoeglijk naamwoord

einfach [einfacher; am einfachsten]Adjektiv

einfältig [einfältiger; am einfältigsten]Adjektiv

unüberlegtAdjektiv

aalwarig bijvoeglijk naamwoord

einfach [einfacher; am einfachsten]Adjektiv

einfältig [einfältiger; am einfältigsten]Adjektiv

unüberlegtAdjektiv

12.gemaal substantief

die Schranke [der Schranke; die Schranken]Substantiv

abdominaal bijvoeglijk naamwoord

den Unterbauch betreffend

abnormaal bijvoeglijk naamwoord

abnormal [abnormaler; am abnormalsten]Adjektiv

anormal [anormaler; am anormalsten]Adjektiv

admiraal m

der Admiral [des Admirals; die Admirale/die Admiräle]Substantiv

Afrikaansetaal

Afrikaander

Afrikaansetaal m

der AfrikanderSubstantiv

der Bure [des Buren; die Buren]Substantiv

Albanesetaal

Albanesisch

Albanesetaal o

das Albanisch [des Albanisch(s); —] (Verwandte Form: Albanische)Substantiv

allemaal pronoun

allesPronomen

allemaal bijvoeglijk naamwoord

alleAdjektiv

annaal m

der Almanach [des Almanachs; die Almanache]Substantiv

areaal m

der Flächeninhalt [des Flächeninhalts; die Flächeninhalte]Substantiv

arsenaal o

das Arsenal [des Arsenals/Arsenales; die Arsenale]Substantiv

das Zeughaus [des Zeughauses; die Zeughäuser]Substantiv

avondmaal o

das Abendessen [des Abendessens; die Abendessen]Substantiv

das Abendmahl [des Abendmahles/Abendmahls; die Abendmahle]Substantiv

das Souper [des Soupers; die Soupers]Substantiv

azijnaaltje

Aaltierchen

bacchanaal o

Bachusfest

banaal bijvoeglijk naamwoord

abgedroschenAdjektiv

banal [banaler; am banalsten]Adjektiv

fade [fader; am fadesten]Adjektiv

12