German-Dutch dictionary »

eilen meaning in Dutch

GermanDutch
einteilen [teilte ein; hat eingeteilt] Verb

verdelenv

enteilen [enteilte; ist enteilt] Verb

heensnellenwerkwoord

zichwegspoedenwerkwoord

erteilen [erteilte; hat erteilt] Verb

aangevenv

gevenv

opbrengenv

toebrengenv

toekennenv

verlenenv

feilen [feilte; hat gefeilt] Verb

vijlenv

die Feile [der Feile; die Feilen] Substantiv

vijlsubstantief

heilen [heilte; hat/ist geheilt] Verb

behandelenv

beterwordenv

curerenv

genezenv

helenv

die Meile [der Meile; die Meilen] Substantiv

mijlsubstantief

mitteilen [teilte mit; hat mitgeteilt] Verb

aankondigenv

berichtenwerkwoord

informerenv

inkennisstellenv

inlichtenv

mededelenv

meedelenv

verwittigenv

voorlichtenv

voortzeggenv

sich langweilen

zichvervelen

teilen [teilte; hat geteilt] Verb

afbrekenv

delenv

indelenv

opsplitsenv

splitsenv

verdelenv

urteilen [urteilte; hat geurteilt] (über +AKK) Verb

beoordelenv

berechtenv

oordelenv

redenerenv

vonnissenv

verteilen [verteilte; hat verteilt] (an +AKK) Verb

afbrekenv

123