win meaning in Dutch

English	Dutch
windowsill (the horizontal member protruding from the base of a window frame) noun [UK: ˈwɪn.dəʊ.sɪl] [US: ˈwɪndo.ʊ.sɪl]	vensterbanksubstantief
windpipe [windpipes] (trachea) noun [UK: ˈwɪnd.paɪp] [US: ˈwɪnd.paɪp]	luchtpijpsubstantief {f}
windrow (line heaped up by the wind) noun [UK: ˈwɪn.drəʊ] [US: ˈwɪnˌdro.ʊ]	walsubstantief
windrow (row of cut grain or hay) noun [UK: ˈwɪn.drəʊ] [US: ˈwɪnˌdro.ʊ]	zwadsubstantief zwadesubstantief
windshield [windshields] (screen located in front of a vehicle to protect from wind and weather) noun [UK: ˈwɪnd.ʃiːld] [US: ˈwɪnd.ˌʃild]	voorruitsubstantief
windshield wiper [windshield wipers] (device to clear a windshield) noun [UK: ˈwɪnd.ʃiːld ˈwaɪ.pə(r)] [US: ˈwɪnd.ˌʃild ˈwaɪ.pər]	ruitenwissersubstantief {m}
windward (towards the wind) adjective [UK: ˈwɪn.dwəd] [US: ˈwɪn.dwərd]	bovenwindsbijvoeglijk naamwoord loefwaartsbijvoeglijk naamwoord loefzijdigbijvoeglijk naamwoord windwaartsbijvoeglijk naamwoord
wine [wines] (alcoholic beverage made from grapes) noun [UK: waɪn] [US: ˈwaɪn]	wijnsubstantief {m}
wine (drink wine) verb [UK: waɪn] [US: ˈwaɪn]	wijn drinkenwerkwoord
wine (entertain with wine) verb [UK: waɪn] [US: ˈwaɪn]	wijn serverenwerkwoord
wine [wines] (wine colour) noun [UK: waɪn] [US: ˈwaɪn]	bordeauxroodsubstantief {n}
wine bar (drinking establishment where only wine is served) noun	wijnbarsubstantief {m} {f}
wine bottle (bottle for holding wine) noun [UK: waɪn ˈbɒt.l̩] [US: ˈwaɪn ˈbɑːt.l̩]	wijnflessubstantief {m} {f}
wine cellar (underground place for storing wine) noun [UK: waɪn ˈse.lə(r)] [US: ˈwaɪn ˈse.lər]	bottelarijsubstantief {f} wijnkeldersubstantief {m}
wine glass [wine glasses] (glass vessel for drinking wine from) noun [UK: waɪn ˈɡlɑːs] [US: ˈwaɪn ˈɡlæs]	wijnglassubstantief {n}
wine grape [wine grapes] (grape bred to be fermented into alcohol) noun	wijndruifsubstantief {f}
wine list (list of wines available at a restaurant or bar) noun [UK: waɪn lɪst] [US: ˈwaɪn ˈlɪst]	wijnkaartsubstantief {m} {f}
wine vinegar (vinegar made from wine) noun	wijnazijnsubstantief {m}
wineberry (Japanese wineberry) noun	Japanse wijnbessubstantief {f}
winemaking (process of making wine) noun [UK: wˈaɪnmeɪkɪŋ] [US: wˈaɪnmeɪkɪŋ]	vinificatiesubstantief {f} wijnbereidingsubstantief {f}
winery [wineries] (a place where wine is made, or a company that makes wine) noun [UK: ˈwaɪ.nə.ri] [US: ˈwaɪ.nə.ri]	wijnmakerijsubstantief {f}
wineskin (bag for holding wine) noun [UK: ˈwaɪn.skɪn] [US: ˈwaɪn.skɪn]	wijnzaksubstantief {m}
winetaster (one who examines and evaluates wine by tasting it) noun	wijnproeversubstantief {m}
winetasting (event for the purpose of tasting and evaluating wine) noun	wijnproeverijsubstantief {f}
wing [wings] noun [UK: wɪŋ] [US: ˈwɪŋ]	vleugelsubstantief {m}
winged (having wings) adjective [UK: wɪŋd] [US: ˈwɪŋd]	gevleugeldbijvoeglijk naamwoord
winged word (word or statement which is very apt for an occasion, or memorable) noun	gevleugeld woordsubstantief {n}
winger (offensive player) noun [UK: ˈwɪŋə(r)] [US: ˈwɪŋər]	vleugelspelersubstantief {c}
wingspan [wingspans] (the distance from left wingtip to right) noun [UK: ˈwɪŋ.spæn] [US: ˈwɪŋ.ˌspæn]	spanwijdtesubstantief
wink [winks] (blink of one eye) noun [UK: wɪŋk] [US: ˈwɪŋk]	knipoogsubstantief {m}
wink [winks] (brief time, instant) noun [UK: wɪŋk] [US: ˈwɪŋk]	ogenbliksubstantief {n}
wink [winked, winking, winks] (to blink with only one eye as a message, signal, or suggestion) verb [UK: wɪŋk] [US: ˈwɪŋk]	knipogenwerkwoord
wink [winked, winking, winks] (to twinkle) verb [UK: wɪŋk] [US: ˈwɪŋk]	flonkerenwerkwoord twinkelenwerkwoord

«<123 >↑

win meaning in Dutch

Your history

Online dictionaries

Might be interested