English-Dutch dictionary »

upend meaning in Dutch

EnglishDutch
upend (to destroy, invalidate)
verb
[UK: ʌpˈend]
[US: ʌpˈend]

onderuithalenwerkwoord

upend (to end up; to set on end)
verb
[UK: ʌpˈend]
[US: ʌpˈend]

beëindigenwerkwoord

stop zettenwerkwoord

upend (to tip or turn over)
verb
[UK: ʌpˈend]
[US: ʌpˈend]

omkiepenwerkwoord

op zijn kop zettenwerkwoord

stupendous (astonishingly great or large)
adjective
[UK: stjuː.ˈpen.dəs]
[US: stuː.ˈpen.dəs]

kolossaalbijvoeglijk naamwoord

overweldigendbijvoeglijk naamwoord

verbazendbijvoeglijk naamwoord

verbazingwekkendbijvoeglijk naamwoord