English-Dutch dictionary »

unscathed meaning in Dutch

EnglishDutch
unscathed (not injured/harmed)
adjective
[UK: ʌn.ˈskeɪðd]
[US: ʌn.ˈskeɪðd]

ongedeerdbijvoeglijk naamwoord

ongeschondenbijvoeglijk naamwoord

Your history