English-Dutch dictionary »

tool meaning in Dutch

EnglishDutch
tool [tools] (mechanical device intended to make a task easier)
noun
[UK: tuːl]
[US: ˈtuːl]

gereedschapsubstantief
{n}

hulpmiddelsubstantief
{n}

instrumentsubstantief
{n}

werktuigsubstantief
{n}

tool [tools] (penis)
noun
[UK: tuːl]
[US: ˈtuːl]

lulsubstantief
{n}

tool [tooled, tooling, tools] (to equip with tools)
verb
[UK: tuːl]
[US: ˈtuːl]

uitrustenwerkwoord

tool [tooled, tooling, tools] (to work on or shape with tools)
verb
[UK: tuːl]
[US: ˈtuːl]

bewerkenwerkwoord

tool [tooled, tooling, tools] (to work very hard)
verb
[UK: tuːl]
[US: ˈtuːl]

zwoegenwerkwoord

toolbar (row of icons in a graphical user interface)
noun
[UK: ˈtuːlbɑː]
[US: ˈtuːlbɑː]

knoppenbalksubstantief
{m}

werkbalksubstantief
{m}

toolbox [toolboxes] (storage case for tools)
noun
[UK: ˈtuːl.bɒks]
[US: ˈtuːl.ˌbɑːks]

gereedschapskistsubstantief
{f}

toolkit [toolkits] (assembly of tools)
noun
[UK: tˈuːlkɪt]
[US: tˈuːlkɪt]

gereedschapskistsubstantief
{f} {m}

a bad workman always blames his tools (not the tools but how they're employed)
phrase

een kwaad werkman heeft altijd slecht getuigphrase

bar stool (stool used for sitting)
noun
[UK: bɑː(r) stuːl]
[US: ˈbɑːr ˈstuːl]

barkruksubstantief
{m} {f}

crimping tool noun

kabelschoentangsubstantief
{f}

krimptangsubstantief
{f}

wurgtangsubstantief
{f}

faldstool (portable, folding chair used by a bishop)
noun
[UK: ˈfɔːld.stuːl]
[US: ˈfɔːld.ˌstuːl]

faldistoriumsubstantief
{n}

footstool [footstools] (a low stool)
noun
[UK: ˈfʊt.stuːl]
[US: ˈfʊt.stuːl]

voetbankjesubstantief
{n}

hand tool (tool powered by human muscle)
noun
[UK: hænd tuːl]
[US: ˈhænd ˈtuːl]

handgereedschapsubstantief
{n}

machine tool (tool used for machining)
noun
[UK: mə.ˈʃiːn tuːl]
[US: mɪ.ˈʃiːn ˈtuːl]

werktuigmachinesubstantief
{f}

stool [stools] (a seat)
noun
[UK: stuːl]
[US: ˈstuːl]

barkruksubstantief
{f}

kruksubstantief
{f}

stool [stools] noun
[UK: stuːl]
[US: ˈstuːl]

stoelgangsubstantief
{m}

toadstool [toadstools] (an inedible or poisonous mushroom)
noun
[UK: ˈtəʊd.stuːl]
[US: ˈtoʊd.stuːl]

giftige paddestoelsubstantief
{m}

gifzwamsubstantief
{m}