English-Dutch dictionary »

teal meaning in Dutch

English	Dutch
teal [teals] (colour) noun [UK: tiːl] [US: ˈtiːl]	appelblauwzeegroensubstantief {n}
teal (colour) adjective [UK: tiːl] [US: ˈtiːl]	appelblauwzeegroenbijvoeglijk naamwoord appelblauwzeegroenebijvoeglijk naamwoord
teal [teals] (duck) noun [UK: tiːl] [US: ˈtiːl]	talingsubstantief {m}
tea leaf (leaf of the tea plant) noun [UK: tiː liːf] [US: ˈtiː ˈliːf]	theebladsubstantief {n}
Cape teal (Anas capensis) noun	Kaapse talingsubstantief
Eurasian teal (Anas crecca) noun [UK: jʊə.ˈreɪʒ.n̩ tiːl] [US: jʊ.ˈreɪʒ.n̩ ˈtiːl]	wintertalingsubstantief {m}
gluteal cleft [gluteal clefts] (cleft between buttocks) noun [UK: ɡlˈuːtiəl klˈeft] [US: ɡlˈuːɾiəl klˈeft]	bilnaadsubstantief {m} bilspleetsubstantief {f}
Hottentot teal (Anas hottentota) noun	hottentottalingsubstantief
popliteal (area behind the knee) adjective [UK: pɒp.ˈlɪ.tɪəl] [US: pɑːp.ˈlɪ.tiːəl]	wadebijvoeglijk naamwoord {f}
steal [steals] (merchandise available at a very attractive price) noun [UK: stiːl] [US: ˈstiːl]	koopjesubstantief {n}
steal [steals] (the act of stealing) noun [UK: stiːl] [US: ˈstiːl]	diefstalsubstantief {m} roofsubstantief {m}
steal [stole, stolen, stealing, steals] (to illegally take possession of) verb [UK: stiːl] [US: ˈstiːl]	gappenwerkwoord jattenwerkwoord ontvreemdenwerkwoord stelenwerkwoord
stealth noun [UK: stelθ] [US: ˈstelθ]	steelssubstantief stiekemsubstantief
stealthily (in a stealthy manner) adverb [UK: ˈstel.θɪ.li] [US: ˈstel.θɪ.li]	stilletjesbijwoord

Default dictionary:
Theme
Change language (English)
- Magyar
- Nederlands
Own wordlists
- -
Dictionaries
Extras
Impressum
Feedback
Help
News
Data Protection
Terms