English-Dutch dictionary »

super meaning in Dutch

EnglishDutch
super (better than usual)
adjective
[UK: ˈsuː.pə(r)]
[US: ˈsuː.pər]

superbijvoeglijk naamwoord

superannuated (obsolete, antiquated)
adjective
[UK: ˌsuː.pə.ˈræ.njʊeɪ.tɪd]
[US: ˌsuː.pə.ˈræ.njʊeɪ.tɪd]

obsoleetbijvoeglijk naamwoord

verouderdbijvoeglijk naamwoord

superannuated (retired or discarded due to age)
adjective
[UK: ˌsuː.pə.ˈræ.njʊeɪ.tɪd]
[US: ˌsuː.pə.ˈræ.njʊeɪ.tɪd]

afgedanktbijvoeglijk naamwoord

gepensioneerdbijvoeglijk naamwoord

superb (of the highest quality; exceptionally good)
adjective
[UK: suː.ˈpɜːb]
[US: sʊ.ˈpɝːb]

eersteklasbijvoeglijk naamwoord

supercell (severe thunderstorm)
noun

supercelsubstantief
{f}

supercentenarian (A person more than 110 years old)
noun

superouderesubstantief
{m} {f}

supercilious (showing contemptuous indifference)
adjective
[UK: ˌsuː.pə.ˈsɪ.lɪəs]
[US: ˌsuː.pər.ˈsɪ.liəs]

aanmatigendbijvoeglijk naamwoord

arrogantbijvoeglijk naamwoord

denigrerendbijvoeglijk naamwoord

hautainbijvoeglijk naamwoord

hooghartigbijvoeglijk naamwoord

hoogmoedigbijvoeglijk naamwoord

hoogneuzigbijvoeglijk naamwoord

verwaandbijvoeglijk naamwoord

supercluster (astronomy: extended group of galaxy clusters)
noun

superclustersubstantief
{m} {f} {n}

supercomputer [supercomputers] (computer that has great processing power)
noun
[UK: ˈsuː.pək.əm.pjuː.tə(r)]
[US: ˌsuː.pərk.əm.ˈpjuː.tər]

supercomputersubstantief
{m}

superconductivity (property of a material whereby it has no resistance)
noun
[UK: ˌsuː.pəˌk.ɒn.dʌk.ˈtɪ.və.ti]
[US: ˌsuː.pərˌk.ɑːn.ˌdək.ˈtɪ.və.ti]

supergeleidingsubstantief
{f}

superconductor [superconductors] (a substance)
noun
[UK: ˈsuː.pək.ən.dʌk.tə(r)]
[US: ˈsuː.pərk.ən.ˌdək.tər]

supergeleidersubstantief
{m}

supercontinent [supercontinents] (very large continent in the Earth's past)
noun
[UK: ˌs(j)uːpəˈkɒntɪnənt ]
[US: ˌsupərˈkɑntənənt ]

oercontinentsubstantief
{n}

supercontinentsubstantief
{n}

superessive case (case used to indicate location on an object)
noun

superessiefsubstantief
{m}

superfast (at extremely high speed)
adverb
[UK: ˈsuː.pərˌ.fæst]
[US: ˈsuː.pər.ˌfæst]

razendsnelbijwoord

superfast (extremely fast)
adjective
[UK: ˈsuː.pərˌ.fæst]
[US: ˈsuː.pər.ˌfæst]

razendsnelbijvoeglijk naamwoord

superficial (lacking substance)
adjective
[UK: ˌsuː.pə.ˈfɪʃ.l̩]
[US: ˌsuː.pər.ˈfɪʃ.l̩]

oppervlakkigbijvoeglijk naamwoord

superficiality [superficialities] (property of being superficial)
noun
[UK: ˌsuː.pə.ˌfɪ.ʃɪ.ˈæ.lɪ.ti]
[US: ˌsuː.pə.ˌfɪ.ʃɪ.ˈæ.lɪ.ti]

oppervlakkigheidsubstantief
{f}

superficially (in a superficial manner)
adverb
[UK: ˌsuː.pə.ˈfɪ.ʃə.li]
[US: ˈsuː.pər.ˌfɪ.ʃəl.li]

oppervlakkigbijwoord

superfluous (excess of what is sufficient)
adjective
[UK: suː.ˈpɜː.flʊəs]
[US: ˈsuː.pərˌfl.wəs]

overdadigbijvoeglijk naamwoord

overtolligbijvoeglijk naamwoord

overvloedigbijvoeglijk naamwoord

supergrid (wide-area electrical transmission network)
noun
[UK: ˌs(j)uːpəˈgrɪd ]
[US: ˌsupərˈgrɪd ]

supernetsubstantief
{n}

supergroup (group of star musicians, from other bands)
noun

supergroepsubstantief
{m} {f}

superhero [superheroes] (a fictional crime-fighting character with superpowers)
noun
[UK: ˈsuː.pə.hɪə.rəʊ]
[US: ˌsuː.pər.ˈhiːro.ʊ]

superheldsubstantief
{m}

superhuman (beyond what is possible for a human being)
adjective
[UK: ˌsuː.pə.ˈhjuː.mən]
[US: ˌsuː.pər.ˈhjuː.mən]

bovenmenselijkbijvoeglijk naamwoord

superintendent [superintendents] (a person who is authorized to supervise, direct or administer something)
noun
[UK: ˌsuː.pə.rɪn.ˈten.dənt]
[US: ˌsuː.pə.rən.ˈten.dənt]

hoofdopzichtersubstantief
{m}

superintendent [superintendents] (police officer ranking above inspector)
noun
[UK: ˌsuː.pə.rɪn.ˈten.dənt]
[US: ˌsuː.pə.rən.ˈten.dənt]

commissarissubstantief

superior (higher in rank or quality)
adjective
[UK: suː.ˈpɪə.rɪə(r)]
[US: suː.ˈpɪ.riər]

superieurbijvoeglijk naamwoord

superior [superiors] (person of higher rank)
noun
[UK: suː.ˈpɪə.rɪə(r)]
[US: suː.ˈpɪ.riər]

meerderesubstantief
{m} {f}

superieursubstantief

12