English-Dutch dictionary »

strict meaning in Dutch

English	Dutch
strict [stricter, strictest] (governed or governing by exact rules) adjective [UK: strɪkt] [US: ˈstrɪkt]	strengbijvoeglijk naamwoord striktbijvoeglijk naamwoord
strict [stricter, strictest] (strained; drawn close; tight) adjective [UK: strɪkt] [US: ˈstrɪkt]	strakbijvoeglijk naamwoord
stricto sensu (in the strict sense) phrase	in enge zinphrase stricto sensuphrase
boa constrictor [boa constrictors] (snake) noun [UK: ˈbəʊə ˈbəʊə kən.strɪk.tə(r)] [US: ˈboʊə ˈboʊə kən.strɪk.tə(r)]	afgodslangsubstantief {f} boa constrictorsubstantief {m}
district [districts] (administrative division) noun [UK: ˈdɪ.strɪkt] [US: ˈdɪ.ˌstrɪkt]	districtsubstantief {n}
district [districts] (area or region) noun [UK: ˈdɪ.strɪkt] [US: ˈdɪ.ˌstrɪkt]	gebiedsubstantief {n} regiosubstantief {m} {f}
red-light district (area of prostitution) noun [UK: red laɪt ˈdɪ.strɪkt] [US: ˈred ˈlaɪt ˈdɪ.ˌstrɪkt]	hoerenbuurtsubstantief {f} rodelampjesbuurtsubstantief {f} rosse buurtsubstantief {f} tippelzonesubstantief {m} {f}
restrict [restricted, restricting, restricts] (to restrain within bounds) verb [UK: rɪ.ˈstrɪkt] [US: ri.ˈstrɪkt]	begrenzenwerkwoord beperkenwerkwoord
restriction [restrictions] (act or state) noun [UK: rɪ.ˈstrɪk.ʃn̩] [US: ri.ˈstrɪk.ʃn̩]	beperkingsubstantief {f}
restrictive (confining; limiting) adjective [UK: rɪ.ˈstrɪk.tɪv] [US: ri.ˈstrɪk.tɪv]	beperkendbijvoeglijk naamwoord
vasoconstriction [vasoconstrictions] (constriction of a blood vessel) noun [UK: vˌasəkənstrˈɪkʃən] [US: vˌæsəkənstrˈɪkʃən]	vasoconstrictiesubstantief {f}

Default dictionary:
Theme
Change language (English)
- Magyar
- Nederlands
Own wordlists
- -
Dictionaries
Extras
Impressum
Feedback
Help
News
Data Protection
Terms