English-Dutch dictionary »

state meaning in Dutch

EnglishDutch
state [states] (any sovereign polity)
noun
[UK: steɪt]
[US: ˈsteɪt]

staatsubstantief
{f}

state [stated, stating, states] (declare to be a fact)
verb
[UK: steɪt]
[US: ˈsteɪt]

verklarenwerkwoord

state [stated, stating, states] (make known)
verb
[UK: steɪt]
[US: ˈsteɪt]

bekendmakenwerkwoord

state capitalism (form of capitalism)
noun
[UK: steɪt ˈkæ.pɪ.tə.lɪ.zəm]
[US: ˈsteɪt ˈkæ.pə.tə.ˌlɪ.zəm]

staatskapitalismesubstantief
{n}

state of affairs (specific situation)
noun
[UK: steɪt əv ə.ˈfeəz]
[US: ˈsteɪt əv ə.ˈferz]

situatiesubstantief
{f}

stand van zakensubstantief
{m}

toestandsubstantief
{m}

state of emergency (governmental decree)
noun
[UK: steɪt əv ɪ.ˈmɜː.dʒən.si]
[US: ˈsteɪt əv ˌɪ.ˈmɝː.dʒən.si]

noodtoestandsubstantief
{m}

State of Eritrea (official name of Eritrea)
proper noun

Staat Eritreaeigennam
{m}

State of Israel (country (official name))
proper noun

Staat Israëleigennam
{m}

State of Libya (country (official name))
proper noun

Staat Libiëeigennam
{m}

state of matter (different phases of matter)
noun
[UK: steɪt əv ˈmæ.tə(r)]
[US: ˈsteɪt əv ˈmæ.tər]

aggregatietoestandsubstantief
{m}

State of Palestine (country)
proper noun

Staat Palestinaeigennam

State of Qatar (official name of Qatar)
proper noun

Staat Qatareigennam
{m}

state of siege (military state of emergency)
noun

krijgswetsubstantief
{m}

staat van belegsubstantief
{m}

state-owned enterprise (business)
noun

staatsbedrijfsubstantief
{n}

state secret (restricted information of national importance)
noun
[UK: steɪt ˈsiː.krɪt]
[US: ˈsteɪt ˈsiː.krət]

staatsgeheimsubstantief
{n}

state the obvious verb

een open deur intrappenwerkwoord

state visit (formal visit)
noun

staatsbezoeksubstantief
{n}

stateless ((law) without a state or nationality)
adjective
[UK: ˈsteɪt.ləs]
[US: ˈsteɪt.ləs]

staatloosbijvoeglijk naamwoord

stateloosbijvoeglijk naamwoord

stately [statelier, stateliest] (worthy of respect)
adjective
[UK: ˈsteɪt.li]
[US: ˈsteɪt.li]

statigbijvoeglijk naamwoord

statement [statements] (computing: instruction in a computer program)
noun
[UK: ˈsteɪt.mənt]
[US: ˈsteɪt.mənt]

instructiesubstantief
{f}

statement [statements] (declaration or remark)
noun
[UK: ˈsteɪt.mənt]
[US: ˈsteɪt.mənt]

bemerkingsubstantief
{f}

opmerkingsubstantief
{f}

verklaringsubstantief
{f}

statement [statements] (finance: document that summarizes financial activity)
noun
[UK: ˈsteɪt.mənt]
[US: ˈsteɪt.mənt]

uittrekselsubstantief
{n}

statement [statements] (presentation of opinion or position)
noun
[UK: ˈsteɪt.mənt]
[US: ˈsteɪt.mənt]

stellingnamesubstantief
{f}

States General (Dutch assembly)
proper noun

Staten-Generaaleigennam
{Pl}

abovestated (stated earlier)
adjective

bovenvermeldbijvoeglijk naamwoord

apostate [apostates] (person who renounces a religion or faith)
noun
[UK: ə.ˈpɒ.steɪt]
[US: ə.ˈpɒ.steɪt]

afvalligesubstantief
{m} {f}

bank statement (statement of transactions and balances)
noun

rekeninguittrekselsubstantief
{n}

client state (state that is subordinate)
noun
[UK: ˈklaɪənt steɪt]
[US: ˈklaɪənt ˈsteɪt]

cliëntstaatsubstantief

Commonwealth of Independent States (alliance of former Soviet republics)
proper noun
[UK: ˈkɒ.mən.welθ əv ˌɪn.dɪ.ˈpen.dənt steɪts]
[US: ˈkɑː.məˌn.welθ əv ˌɪn.də.ˈpen.dənt ˈsteɪts]

Gemenebest van Onafhankelijke Stateneigennam
{n}

GOSeigennam
{n}

enemy of the state (person accused of crimes against the state.)
noun

staatsvijandsubstantief
{m}

estate [estates] ((extensive) area of land under single ownership)
noun
[UK: ɪ.ˈsteɪt]
[US: ə.ˈsteɪt]

landgoedsubstantief
{n}

estate [estates] (historical: major social class or order of persons)
noun
[UK: ɪ.ˈsteɪt]
[US: ə.ˈsteɪt]

standadelsubstantief

estate [estates] (law: nature and extent of a person's interest in, or ownership of, land)
noun
[UK: ɪ.ˈsteɪt]
[US: ə.ˈsteɪt]

eigendomsubstantief

12