rug meaning in Dutch

English	Dutch
frugivore (animal that eats mostly fruit) noun	fructivoorsubstantief {m} vruchtenetersubstantief {m}
hearthrug (rug in front of a fireplace) noun [UK: ˈhɑː.θrʌɡ] [US: ˈhɑːr.θrʌɡ]	haardkleedsubstantief {n}
orphan drug noun	weesgeneesmiddelsubstantief {n}
power struggle (a fight to gain dominance) noun	machtsstrijdsubstantief {m}
prayer rug (small rug on which Muslims kneel to pray) noun	gebedskleedsubstantief {n}
recreational drug [recreational drugs] noun	genotsmiddelsubstantief {n}
shrug [shrugs] (gesture) noun [UK: ʃrʌɡ] [US: ˈʃrəɡ]	schouderophalensubstantief {n}
shrug [shrugged, shrugging, shrugs] (to raise the shoulders to express uncertainty, lack of concern, etc.) verb [UK: ʃrʌɡ] [US: ˈʃrəɡ]	de schouders ophalenwerkwoord schokschouderenwerkwoord
struggle (strife, effort) noun [UK: ˈstrʌɡ.l̩] [US: ˈstrʌɡ.l̩]	gevechtsubstantief {n} strijdsubstantief {m}
struggle [struggled, struggling, struggles] (to strive, to labour in difficulty, to fight) verb [UK: ˈstrʌɡ.l̩] [US: ˈstrʌɡ.l̩]	moeite hebbenwerkwoord vechtenwerkwoord worstelenwerkwoord
sweep something under the rug (to conceal a problem expediently) verb	iets onder het tapijt vegenwerkwoord
under the rug preposition	onder het kleedpreposition
Uruguay (country) proper noun [UK: ˈjʊə.rə.ɡwaɪ] [US: ˈjɜː.rə.ˌɡwe]	Uruguayeigennam

Your history