English-Dutch dictionary »

pour meaning in Dutch

EnglishDutch
pour (a flood of precipitation)
noun
[UK: pɔː(r)]
[US: ˈpɔːr]

stortbuisubstantief
{f}

stortvloedsubstantief

pour (a stream, or something like a stream; a flood)
noun
[UK: pɔː(r)]
[US: ˈpɔːr]

geutsubstantief

straalsubstantief

stroomsubstantief

pour [poured, pouring, pours] (to cause to flow in a stream)
verb
[UK: pɔː(r)]
[US: ˈpɔːr]

gietenwerkwoord

pourenwerkwoord

schenkenwerkwoord

uitstortenwerkwoord

pour [poured, pouring, pours] (to flow, pass or issue in or as a stream)
verb
[UK: pɔː(r)]
[US: ˈpɔːr]

gutsenwerkwoord

stromenwerkwoord

pour [poured, pouring, pours] (to send forth as in a stream or a flood)
verb
[UK: pɔː(r)]
[US: ˈpɔːr]

uitbrakenwerkwoord

downpour (heavy rain)
noun
[UK: ˈdaʊn.pɔː(r)]
[US: ˈdaʊn.pɔːr]

wolkbreuksubstantief
{f}

it never rains but it pours (unfortunate events occur in quantity)
phrase
[UK: ɪt ˈne.və(r) reɪnz bʌt ɪt pɔːz]
[US: ˈɪt ˈne.vər ˈreɪnz ˈbət ˈɪt ˈpɔːrz]

een ongeluk komt nooit alleenphrase

een ongeluk komt zelden alleenphrase

potpourri (a medley of songs or music)
noun
[UK: ˌpəʊ.ˈpʊə.riː]
[US: ˌpoʊ.ˈpʊə.riː]

potpourrisubstantief
{m}