English-Dutch dictionary »

nigh meaning in Dutch

EnglishDutch
fortnight [fortnights] (period of two weeks)
noun
[UK: ˈfɔːt.naɪt]
[US: ˈfɔːrt.ˌnaɪt]

veertien dagensubstantief
{Pl}

fortnightly (a publication issued fortnightly; a bi-weekly)
noun
[UK: ˈfɔːt.naɪt.li]
[US: ˈfɔːrt.ˌnaɪt.li]

tweewekelijkssubstantief

fortnightly (occurring once in a fortnight)
adjective
[UK: ˈfɔːt.naɪt.li]
[US: ˈfɔːrt.ˌnaɪt.li]

tweewekelijksbijvoeglijk naamwoord

fortnightly (once in a fortnight)
adverb
[UK: ˈfɔːt.naɪt.li]
[US: ˈfɔːrt.ˌnaɪt.li]

tweewekelijksbijwoord

good night (a farewell)
phrase
[UK: ɡʊd naɪt]
[US: ˈɡʊd ˈnaɪt]

goedenachtphrase

goeienachtphrase

slaapwelphrase

trustenphrase

welterustenphrase

knight [knights] (chess piece)
noun
[UK: naɪt]
[US: ˈnaɪt]

paardsubstantief
{n}

knight (to confer a knighthood upon)
verb
[UK: naɪt]
[US: ˈnaɪt]

ridderenwerkwoord

knight [knights] (warrior, especially of the Middle Ages)
noun
[UK: naɪt]
[US: ˈnaɪt]

riddersubstantief
{m}

knight banneret (Knight entitled to lead men under his own banner)
noun

baanderheersubstantief
{m}

Knight Templar (crusader)
noun
[UK: naɪt ˈtem.plə(r)]
[US: ˈnaɪt ˈtem.plər]

tempelheersubstantief
{m}

tempeliersubstantief
{m}

tempelriddersubstantief
{m}

knighthood [knighthoods] (quality of being a knight)
noun
[UK: ˈnaɪt.hʊd]
[US: ˈnaɪt.ˌhʊd]

ridderschapsubstantief
{n}

last night (during the night before today)
adverb
[UK: lɑːst naɪt]
[US: ˈlæst ˈnaɪt]

gisteravondbijwoord

gisterenavondbijwoord

gisterennachtbijwoord

vannachtbijwoord

last night (previous evening or night)
noun
[UK: lɑːst naɪt]
[US: ˈlæst ˈnaɪt]

gisteravondsubstantief

gisterenavondsubstantief

gisterennachtsubstantief

vannachtsubstantief

midnight (12 o'clock at night exactly, see also: twelve o'clock)
noun
[UK: ˈmɪd.naɪt]
[US: ˈmɪd.ˌnaɪt]

middernachtsubstantief
{m}

midnight sun (phenomenon occurring when Sun does not set)
noun

middernachtzonsubstantief
{f}

one-night stand [one-night stands] (sexual encounter)
noun

avontuurtjesubstantief
{n}

one-night standsubstantief
{n}

order of knighthood (order)
noun

ridderordesubstantief
{m}

overnight (in a very short amount of time)
adverb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈnaɪt]
[US: ˌoʊv.ə.ˈnaɪt]

van de ene dag op de andere; van vandaag op morgenbijwoord

overnight (throughout the night)
adverb
[UK: ˌəʊv.ə.ˈnaɪt]
[US: ˌoʊv.ə.ˈnaɪt]

's nachtsbijwoord

polar night (period of darkness)
noun

poolnachtsubstantief
{f}

pull an all-nighter (work throughout the night)
verb

een nacht doorhalenwerkwoord

een nachtje doorhalenwerkwoord

lucubrerenwerkwoord

stay the night (stay overnight)
verb

overnachtenwerkwoord

Teutonic Knights (order)
proper noun
[UK: tjuː.ˈtɒ.nɪk naɪts]
[US: tjuː.ˈtɒ.nɪk ˈnaɪts]

Duitse Ordeeigennam

the night is young (it's not very late)
phrase
[UK: ðə naɪt ɪz jʌŋ]
[US: ðə ˈnaɪt ˈɪz ˈjəŋ]

de avond is nog jongphrase

tomorrow night (during the night of the day after)
adverb
[UK: tə.ˈmɒ.rəʊ naɪt]
[US: tə.ˈmɑːˌro.ʊ ˈnaɪt]

morgenavondbijwoord

123