English-Dutch dictionary »

nag meaning in Dutch

EnglishDutch
nag [nagged, nagging, nags] (complain about insignificant matters)
verb
[UK: næɡ]
[US: ˈnæɡ]

zanikenwerkwoord

zeurenwerkwoord

nag [nags] (small horse)
noun
[UK: næɡ]
[US: ˈnæɡ]

neggesubstantief

nagger [naggers] (one who nags)
noun
[UK: ˈnæ.ɡə(r)]
[US: ˈnæ.ɡər]

zeurpietsubstantief

Nagorno-Karabakh (region in South Caucasus)
proper noun

Nagorno Karabacheigennam

Nagorno-Karabacheigennam

Nagorno-Karabakh Republic (country in South Caucasus)
proper noun

Republiek Nagorno-Karabacheigennam
{f}

Nagykanizsa (town in Hungary)
proper noun

Nagykanizsaeigennam

anagram [anagrams] (word or phrase created by rearranging letters from another word or phrase)
noun
[UK: ˈæ.nə.ɡræm]
[US: ˈæ.nə.ˌɡræm]

anagramsubstantief

letterkeersubstantief

anger management (ability to control temperament)
noun

agressiebeheersingsubstantief

woedebeheersingsubstantief

bank manager (bank branch boss)
noun
[UK: bæŋk ˈmæ.nɪ.dʒə(r)]
[US: ˈbæŋk ˈmæ.nə.dʒər]

bankdirecteursubstantief
{m}

bankmanagersubstantief
{m}

beguinage (walled community of Beguines)
noun

begijnhofsubstantief

carnage (death and destruction)
noun
[UK: ˈkɑː.nɪdʒ]
[US: ˈkɑːr.nɪdʒ]

bloedbadsubstantief
{n}

concubinage (the state of cohabitating while not married)
noun
[UK: kanˈkjuː.bə.nədʒ]
[US: kanˈkjuː.bə.nədʒ]

buitenechtelijk samenwonensubstantief

counterespionage (activities to prevent spying)
noun
[UK: ˌkaʊn.tə.ˈre.spɪə.nɑːʒ]
[US: ˌkɑːwn.tə.ˈre.spiənadʒ]

contraspionagesubstantief
{f}

drainage [drainages] (removal of fluid)
noun
[UK: ˈdreɪ.nɪdʒ]
[US: ˈdreɪ.nədʒ]

afwateringsubstantief

drainagesubstantief

drainage basin [drainage basins] (topographic region in which all water drains to a common outlet)
noun
[UK: ˈdreɪ.nɪdʒ ˈbeɪs.n̩]
[US: ˈdreɪ.nədʒ ˈbeɪs.n̩]

spaarbekkensubstantief
{n}

stroomgebiedsubstantief

drainage system (pattern formed by the streams, rivers, and lakes in a particular drainage basin)
noun

dalstelselsubstantief

drainagepatroonsubstantief

espionage (act of learning secret information through clandestine means)
noun
[UK: ˈe.spɪə.nɑːʒ]
[US: ˈe.spiənadʒ]

spionagesubstantief

file manager (a computer program)
noun

bestandsbeheersubstantief
{n}

finagle [finagled, finagling, finagles] ((transitive) to obtain or achieve by indirect and usually deceitful methods)
verb
[UK: fə.ˈneɪ.ɡəl]
[US: fə.ˈneɪ.ɡəl]

ontfutselenwerkwoord

ritselenwerkwoord

finagle [finagled, finagling, finagles] ((transitive, intransitive) to cheat or swindle; to use crafty, deceitful methods (often with "out of"))
verb
[UK: fə.ˈneɪ.ɡəl]
[US: fə.ˈneɪ.ɡəl]

foefelenwerkwoord

zwendelenwerkwoord

icosihenagon (geometry)
noun

eenentwintighoeksubstantief
{m}

industrial espionage (use of clandestine methods to acquire secret information for commercial advantage)
noun

bedrijfsspionagesubstantief

manage [managed, managing, manages] (to direct or be in charge)
verb
[UK: ˈmæ.nɪdʒ]
[US: ˈmæ.nədʒ]

beherenwerkwoord

leidenwerkwoord

managenwerkwoord

manage [managed, managing, manages] (to succeed at an attempt)
verb
[UK: ˈmæ.nɪdʒ]
[US: ˈmæ.nədʒ]

erin slagenwerkwoord

lukkenwerkwoord

manageable (capable of being managed)
adjective
[UK: ˈmæ.nɪ.dʒəb.l̩]
[US: ˈmæ.nɪ.dʒəb.l̩]

behapbaarbijvoeglijk naamwoord

beheerbaarbijvoeglijk naamwoord

beheersbaarbijvoeglijk naamwoord

12