English-Dutch dictionary »

moving meaning in Dutch

English	Dutch
moving (that causes someone to feel emotion) adjective [UK: ˈmuːv.ɪŋ] [US: ˈmuːv.ɪŋ]	ontroerendbijvoeglijk naamwoord ontroerendebijvoeglijk naamwoord
moving (that moves or move) adjective [UK: ˈmuːv.ɪŋ] [US: ˈmuːv.ɪŋ]	bewegendbijvoeglijk naamwoord bewegendebijvoeglijk naamwoord
move [moved, moving, moves] (to act; to take action) verb [UK: muːv] [US: ˈmuːv]	maatregelen treffen; verhuizenwerkwoord stappen ondernemenwerkwoord
move [moved, moving, moves] (to arouse the feelings or passions of) verb [UK: muːv] [US: ˈmuːv]	aangrijpenwerkwoord ontroerenwerkwoord ontzettenwerkwoord
move [moved, moving, moves] (to cause to change place or posture; to set in motion) verb [UK: muːv] [US: ˈmuːv]	roerenwerkwoord verroerenwerkwoord
move [moved, moving, moves] (to change place or posture; to go) verb [UK: muːv] [US: ˈmuːv]	bewegenwerkwoord zich bewegenwerkwoord zich verplaatsenwerkwoord
move [moved, moving, moves] (to change the place of a piece) verb [UK: muːv] [US: ˈmuːv]	een zet doenwerkwoord zettenwerkwoord
move [moved, moving, moves] (to excite to action) verb [UK: muːv] [US: ˈmuːv]	aansporenwerkwoord aanzettenwerkwoord drijvenwerkwoord
move [moved, moving, moves] (to propose; to recommend) verb [UK: muːv] [US: ˈmuːv]	voorstellenwerkwoord
move [moved, moving, moves] (to transfer from one space or position to another) verb [UK: muːv] [US: ˈmuːv]	verplaatsenwerkwoord verzettenwerkwoord
moving box (transport box used during relocation) noun	verhuisdoossubstantief {f}
moving spirit (provider of significant impetus or guidance) noun [UK: ˈmuːv.ɪŋ ˈspɪ.rɪt] [US: ˈmuːv.ɪŋ ˈspɪ.rət]	drijfveersubstantief {f} drijvende krachtsubstantief {f}
remove [removed, removing, removes] (to take away) verb [UK: rɪ.ˈmuːv] [US: ri.ˈmuːv]	verwijderenwerkwoord weghalenwerkwoord

Default dictionary:
Theme
Change language (English)
- Magyar
- Nederlands
Own wordlists
- -
Dictionaries
Extras
Impressum
Feedback
Help
News
Data Protection
Terms