English-Dutch dictionary »

little meaning in Dutch

EnglishDutch
little [littler, littlest] ((of a sibling) younger)
adjective
[UK: ˈlɪt.l̩]
[US: ˈlɪt.l̩]

jongerebijvoeglijk naamwoord

little (not much)
adverb
[UK: ˈlɪt.l̩]
[US: ˈlɪt.l̩]

weinigbijwoord

little (small amount)
determiner
[UK: ˈlɪt.l̩]
[US: ˈlɪt.l̩]

een beetjedeterminer

weinigdeterminer

little [littler, littlest] (small in size)
adjective
[UK: ˈlɪt.l̩]
[US: ˈlɪt.l̩]

kleinbijvoeglijk naamwoord

little auk (Alle alle)
noun
[UK: ˈlɪt.l̩ ɔːk]
[US: ˈlɪt.l̩ ɔːk]

kleine alksubstantief

little bittern (bittern of the species Ixobrychus minutus)
noun

woudaapsubstantief

little egret (bird)
noun
[UK: ˈlɪt.l̩ ˈiː.ɡret]
[US: ˈlɪt.l̩ ˈiː.ɡret]

kleine zilverreigersubstantief

little finger [little fingers] (outermost and smallest finger of the hand)
noun
[UK: ˈlɪt.l̩ ˈfɪŋ.ɡə(r)]
[US: ˈlɪt.l̩ ˈfɪŋ.ɡər]

pinksubstantief
{m}

little girl (a female child)
noun
[UK: ˈlɪt.l̩ ɡɜːl]
[US: ˈlɪt.l̩ ˈɡɝːl]

meisjesubstantief
{n}

little grebe (bird)
noun
[UK: ˈlɪt.l̩ ɡriːb]
[US: ˈlɪt.l̩ ˈɡriːb]

dodaarssubstantief
{m}

little gull [little gulls] (gull)
noun

dwergmeeuwsubstantief
{f}

little owl [little owls] (species of owl)
noun
[UK: ˈlɪt.l̩ aʊl]
[US: ˈlɪt.l̩ ˈaʊl]

steenuilsubstantief
{m}

little penguin (Eudyptula minor)
noun

dwergpinguïnsubstantief
{m}

Little Red Book (Quotations from Chairman Mao Tse-tung)
proper noun

Citaten van Voorzitter Mao Tse-Toengeigennam
{c}

Citaten van voorzitter Mao Zedongeigennam
{c}

Rode Boekjeeigennam
{n}

Little Red Riding Hood (a folktale)
proper noun
[UK: ˈlɪt.l̩ red ˈraɪd.ɪŋ hʊd]
[US: ˈlɪt.l̩ ˈred ˈraɪd.ɪŋ ˈhʊd]

Roodkapjeeigennam
{n}

little ringed plover (Charadrius dubius)
noun
[UK: ˈlɪt.l̩ rɪŋd ˈplʌ.və(r)]
[US: ˈlɪt.l̩ ˈrɪŋd ˈplʌ.vər]

kleine pleviersubstantief
{m}

Little Russia (a historical area)
proper noun

Klein-Ruslandeigennam

little stint (Calidris minuta)
noun

kleine strandlopersubstantief
{m}

little tern (Sternula albifrons)
noun

dwergsternsubstantief
{f}

a little (to a small extent or degree)
adverb
[UK: ə ˈlɪt.l̩]
[US: ə ˈlɪt.l̩]

een beetjebijwoord

watbijwoord

belittle [belittled, belittling, belittles] (to knowingly say that something is smaller or less important than it actually is)
verb
[UK: bɪ.ˈlɪt.l̩]
[US: bə.ˈlɪt.l̩]

afkrakenwerkwoord

kleinerenwerkwoord

belittlement (An act of belittling)
noun

kleineringsubstantief

I spy with my little eye (phrase used in the game I spy)
phrase

ik ziephrase

ik zie wat jij niet zietphrase

wrap around one's little finger (to successfully control or influence)
verb

om zijn/haar vinger windenwerkwoord

↑

Your history

    Online dictionaries

    Might be interested