English-Dutch dictionary »

line meaning in Dutch

EnglishDutch
line [lined, lining, lines] (to place persons or things along the side of for security or defense)
verb
[UK: laɪn]
[US: ˈlaɪn]

versterkenwerkwoord

line [lined, lining, lines] (to read or repeat line by line)
verb
[UK: laɪn]
[US: ˈlaɪn]

opzeggenwerkwoord

line [lines] noun
[UK: laɪn]
[US: ˈlaɪn]

padsubstantief
{n}

seriesubstantief
{f}

spoorsubstantief
{n}

spoorlijnsubstantief
{n}

trajectsubstantief
{n}

line integral (integral)
noun

lijnintegraalsubstantief
{f}

line up (get into a line)
verb
[UK: laɪn ʌp]
[US: ˈlaɪn ʌp]

zich opstellenwerkwoord

lineage [lineages] (descent)
noun
[UK: ˈlɪ.nɪɪdʒ]
[US: ˈlɪ.niədʒ]

afkomstsubstantief
{c}

afstammingsubstantief
{f}

geslachtsubstantief

nakomelingschapsubstantief
{n}

lineage [lineages] (number of lines)
noun
[UK: ˈlɪ.nɪɪdʒ]
[US: ˈlɪ.niədʒ]

lijnentalsubstantief
{n}

lineament [lineaments] (distinctive feature)
noun
[UK: ˈlɪ.nɪə.mənt]
[US: ˈlɪ.nɪə.mənt]

treksubstantief
{m}

linear (having the form of a line)
adjective
[UK: ˈlɪ.nɪə(r)]
[US: ˈlɪ.niər]

lineairbijvoeglijk naamwoord

Linear A (syllabary used to write the as-yet-undeciphered Minoan language)
proper noun

Lineair Aeigennam
{n}

linear algebra (branch of mathematics)
noun
[UK: ˈlɪ.nɪə(r) ˈæl.dʒɪ.brə]
[US: ˈlɪ.niər ˈæl.dʒə.brə]

lineaire algebrasubstantief
{f}

Linear B (syllabary used to write Mycenaean Greek)
proper noun

Lineair Beigennam
{n}

linen [linens] (thread or cloth made from flax fiber)
noun
[UK: ˈlɪ.nɪn]
[US: ˈlɪ.nən]

doeksubstantief
{n}

linnensubstantief
{n}

absorption line [absorption lines] (a spectral line that corresponds to the absorption of electromagnetic radiation at a specific wavelength)
noun
[UK: əb.ˈzɔːp.ʃn̩ laɪn]
[US: əb.ˈzɔːrp.ʃn̩ ˈlaɪn]

absorptielijnsubstantief
{m}

absorptiestreepsubstantief
{m}

acetylcholine [acetylcholines] (the neurotransmitter compound)
noun
[UK: ə.ˌse.təlˈko.lin]
[US: ə.ˌse.təlˈko.lin]

acetylcholinesubstantief
{m} {f}

adrenaline (the compound epinephrine)
noun
[UK: ə.ˈdre.nə.lɪn]
[US: ə.ˈdre.nə.lən]

adrenalinesubstantief
{f}

airline [airlines] (company that flies airplanes)
noun
[UK: ˈeə.leɪn]
[US: ˈer.ˌlaɪn]

luchtvaartmaatschappijsubstantief
{f}

airliner [airliners] (passenger aircraft)
noun
[UK: ˈeə.ˌlaɪ.nə(r)]
[US: ˈer.ˌlaɪ.nər]

lijnvliegtuigsubstantief
{n}

passagiersvliegtuigsubstantief
{n}

anticline (anticlinal fold)
noun
[UK: ˈæn.ti.klaɪn]
[US: ˈæn.tɪ.ˌklaɪn]

anticlinaalsubstantief

anticlinesubstantief

aquiline nose (human nose with a hooked, bent shape)
noun
[UK: ˈæ.kwɪ.laɪn nəʊz]
[US: ˈæ.kwɪ.laɪn noʊz]

adelaarsneussubstantief
{m}

arendsneussubstantief
{m}

haakneussubstantief
{m}

assembly line [assembly lines] (system of workers and machinery in a series)
noun
[UK: ə.ˈsem.bli laɪn]
[US: ə.ˈsem.bli ˈlaɪn]

lopende bandsubstantief
{m}

Balinese [Balinese] (inhabitant)
noun
[UK: ˌbæ.lə.ˈniːz]
[US: ˌbæ.lə.ˈniːz]

Balinesesubstantief
{f}

Balinese [Balinese] (language)
noun
[UK: ˌbæ.lə.ˈniːz]
[US: ˌbæ.lə.ˈniːz]

Balineessubstantief
{n}

Balinese (of or relating to Bali, or its inhabitants, language or culture)
adjective
[UK: ˌbæ.lə.ˈniːz]
[US: ˌbæ.lə.ˈniːz]

Balineesbijvoeglijk naamwoord

Balinesian (of Bali)
adjective

balineesbijvoeglijk naamwoord

bar line (vertical line across a staff)
noun

maatstreepsubstantief
{f}

bassline noun

baslijnsubstantief
{f}

123